Gemeente Breda
c. een onroerende zaak ondergaat als gevolg van een andere, specifiek voor de
onroerende zaak geldende, omstandigheid een waardeverandering.
Wijzigingen onder a betreffen de objectafbakening. Onder b gaat het om wijzigingen van het
object zelf. De wijzigingen onder c betreffen wijzigingen aan het object zelf, maar ook
omgevingsfactoren. De waardeverandering wordt meegenomen vanaf het begin van het
kalenderjaar wanneer de bedoelde feiten of omstandigheid geheel of gedeeltelijk hun beslag
hebben gekregen.
Tweede lid
Het tweede lid is een zogenaamde 'vangnet-bepaling' en voorziet erin dat indien voor een
onroerende zaak onverhoopt geen WOZ-beschikking is vastgesteld, toch een aanslag kan
worden opgelegd. De memorie van toelichting noemt als voorbeeld het geval dat een WOZ-
beschikking door de rechter is vernietigd vanwege een fout in de objectafbakening. Het Hof
Amsterdam heeft een aanslag vernietigd omdat de gemeente geen redenen kon aangeven voor
het feit dat wel een aanslag was verzonden, maar niet eerst of gelijktijdig een WOZ-beschikking
(5 december 2002, nr. 02/00918 PV, LJN: AF1834). De waardebepaling geschiedt in het kader
van de vangnetbepaling zoveel mogelijk op gelijke wijze als voor de andere onroerende zaken,
waarvoor wel een WOZ-beschikking is vastgesteld. In de memorie van toelichting wordt
opgemerkt dat de waardevaststelling in deze gevallen alleen voor het betreffende kalenderjaar
geldt. Zolang er geen WOZ-beschikking is, dient de waardevaststelling (door het opleggen van
de aanslag onroerende-zaakbelastingen) dus voor elk kalenderjaar plaats te vinden. Voor de
tekst van de vangnetbepaling is aangesloten bij de tekst van artikel 220d, vierde lid, van de
Gemeentewet.
Artikel 4 Vrijstellingen
Algemeen
De verplichte vrijstellingen zijn opgenomen in artikel 220d van de Gemeentewet. Op grond van
jurisprudentie heeft de wetgever bij de Wet materiële belastingbepalingen de opzet van de
vrijstellingen gewijzigd. Een object als zodanig wordt niet vrijgesteld maar de waarde van (een
gedeelte) van een object wordt buiten aanmerking gelaten. Dit maakt het mogelijk dat een
onroerende zaak gedeeltelijk wordt belast en gedeeltelijk wordt vrijgesteld. De vrijstellingen zijn
dus eigenlijk geen echte vrijstellingen maar vormen een onderdeel van de maatstaf van heffing.
Immers, bij het bepalen van de maatstaf van heffing wordt (een gedeelte van) de waarde buiten
aanmerking gelaten. Met nadruk wordt erop gewezen dat een vrijstelling voor de onroerende-
zaakbelastingen niet inhoudt dat ook de waardering achterwege kan blijven.
In het kader van de Wet WOZ kan de waardering (niet de gegevensverzameling) van een
onroerende zaak alleen achterwege blijven indien op grond van de Uitvoeringsregeling
uitgezonderde objecten Wet WOZ de gehele waarde buiten aanmerking kan worden gelaten. In
beginsel zijn de vrijstellingen die in de Uitvoeringsregeling staan in de op de beschikking
vastgestelde WOZ-waarde meegenomen. De waarde van de volgende objecten (of
objectonderdelen) wordt bij het vaststellen van de WOZ-beschikking vrijgesteld:
bedrijfsmatige geëxploiteerde cultuurgrond;
Natuurschoonwetlandgoederen;
natuurterreinen beheerd door rechtspersonen die zich uitsluitend of nagenoeg
uitsluitend het behoud van natuurterreinen ten doel stellen;
openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail;
werktuigen die zonder schade van betekenis kunnen worden afgescheiden van de
onroerende zaak en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te
merken;
waterverdedigingswerken en waterbeheersingswerken in beheer bij organen en
dergelijke van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van woningen;
16