Gemeente Breda
TOELICHTING
A. ALGEMEEN
Wettelijke basis
De verordening reinigingsheffingen is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet en van de Wet
milieubeheer. De verordening bevat twee afzonderlijke heffingen: de afvalstoffenheffing en de
reinigingsrechten.
Afvalstoffenheffing
Wettelijke basis en karakter afvalstoffenheffing
De afvalstoffenheffing is gebaseerd op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. Deze heffing
kan in beginsel als een belasting worden beschouwd. Tegenover de heffing staat niet een individueel
aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het werkelijk meenemen van huishoudelijke
afvalstoffen, doch een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het desbetreffende perceel door
die overheid. Dit leidt ertoe dat indien de inzamelplicht bij een bepaald perceel door de gemeente niet wordt
nagekomen, de gemeente ter zake van het gebruik van dat perceel geen afvalstoffenheffing kan heffen (HR
2 januari 1985, nr. 22.664, Belastingblad 1985, blz. 161).
Huishoudelijke afvalstoffen
Ingevolge de strekking van de Wet milieubeheer behoren tot de huishoudelijke afvalstoffen alle afvalstoffen
die afkomstig zijn uit een particuliere huishouding. Dit betekent dat de kosten van het beheer van deze
afvalstoffen kunnen worden doorberekend in de afvalstoffenheffing. Hierbij is niet van belang op welke wijze
deze afvalstoffen worden ingezameld. Hierbij moet worden gedacht aan de gescheiden inzameling van
onder meer glas, papier en klein chemisch afval. De met deze gescheiden inzameling van huishoudelijke
afvalstoffen samenhangende kosten kunnen worden begrepen in de totale kosten van het beheer van
huishoudelijke afvalstoffen. Hetzelfde geldt overigens met betrekking tot de kosten van inzameling van grof
huisvuil. Ook grof huisvuil wordt tot de huishoudelijke afvalstoffen gerekend.
Reinigingsrechten
Wettelijke basis en karakter reinigingsrechten
De reinigingsrechten zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b,
van de Gemeentewet. Bij de reinigingsrechten is sprake van een individueel aanwijsbare prestatie van de
gemeente in de vorm van het daadwerkelijk aannemen van aangeboden afvalstoffen. Indien komt vast te
staan dat de belastingplichtige geen gebruik hiervan maakt, dan is geen reinigingsrecht verschuldigd. Uit
een arrest van de Hoge Raad van 18 december 1996 kan worden afgeleid dat de bewijslast bij
belanghebbende ligt (HR 18 december 1996, nr.31032, Belastingblad 1997, blz. 174, BNB 1997/59).
B. Artikelgewijze toelichting
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
Artikel 1 Inleidende bepaling
In dit artikel wordt de reikwijdte van de verordening aangegeven. De verordening bevat twee heffingen te
weten de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten. Beide heffingen worden in een apart hoofdstuk van de
verordening nader uitgewerkt.
Artikel 2 Begripsomschrijving
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van de in deze verordening voorkomende begrippen maand
'belastingjaar' en 'gebruik maken' is daarvan een omschrijving opgenomen.
Er is een begripsomschrijving opgenomen waarin 'gebruik maken' in de verordening wordt omschreven als
gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer. Deze begripsomschrijving houdt verband met
de wijziging van artikel 15.33 door wetsvoorstel 32479. Door deze wetswijziging kan de verhuurder in de
heffing worden betrokken zonder dat die het perceel zelf gebruikt. De verhuurder kan de belasting verhalen
op de huurders die een deel in gebruik hebben.
4