Gemeente Breda
opqepompt Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden wordt de
hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte va
ppn kalendermaand voor een volle maand gerekend.
3. fngeSal gebruTwordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een.
a watermeter waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, o
b bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf
indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water
4 Deop'voe°va9n het tweede Hd berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt, voor zover
de hoeveelheid geloosd water ten minste 3.000 m3 of ten minste 20% lager ,s dan de som van de
hoeveelheden toegevoerd of opgepompt water, verminderd met de hoeveelheid water die niet als wa
is afgevoerd.
Artikel 6 Belastingtarieven
De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt:
a. 0 tot en met 500 m3 water:
b 501 tot en met 1.000 m3 water:
c. 1.001 tot en met 10.000 m3 water: per m
(met een minimum van 336,60)
d. 10.001 m3 of meer: perm3
(met een minimum van 3.300,00)
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang i„t_r
1 De belasting als bedoeld in artikel 3 is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit lat
2 Indien^belastingplïchfimefbetrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3 in de
loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de
belastinaolicht noq volle kalendermaanden overblijven.
3 Indien de belastinqplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3 in de
oo^van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor
datjaarve^digdfbelastingals er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht,
nog volle kalendermaanden overblijven.
t^De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervait op dejaatste
dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld
2 Kff vaThetdb%aSe in het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één
aanslaqbiliet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen meer bedraagt dan 2.500,00,
bedrag moet worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
3 ?naffwjking9varhefbepaalTeb|'rhe?eersTe lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische
incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fisca
heffinqen 100 00 of meer doch niet meer dan 2.500,00 bedraagt, dat de aanslagen moe en w
betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28 dag van de maand volgende
opde maand <Je in de daglekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen
4 De r^heTderdeliÏbedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend
indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekemng
van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd.
Alsdan qelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.
-2-