ga6 BredaRegistratienr: 38350]
Indien op basis van een uit te voeren berekening kan worden aangetoond dat er geen normen
worden overschreden kan alsnog medewerking worden verleend voor zover de plannen
verder binnen de overige planregels passen.
Deze zfénswijze voor wat betreft het gestelde onder 7, 9 en 10 gegrond en voor het overige
ongegrond te verklaren.
c. B en B NV
Opgrond van het nieuwe bestemmingsplan is ter plaatse van het pereed van reclamant
(Minervum 7310) een maximale bouwhoogte toegestaan van 10 meter. Het bed j
plannen het betreffende gebouw met twee verdiepingen uit te breiden, waarmee bij de
oorspronkelijke bouw van het bedrijfsgebouw ook al rekening is gehouden.
Op°grond van het vigerende bestemmingsplan 'Hoogeind II' is ter plaatse van het bedrijf van
reclamant een maximale bouwhoogte toegestaan van 10 meter. Een
pand met twee verdiepingen tot 18 meter hoogte is op basis daarvan dus al niet mogelijk. Voor
deze maximale hoogte is destijds bewust gekozen vanuit kwalitatieve overwegingen. Met name
vanuit de gedachte dat hier sprake is van een overgangsgebied tussen stedelijk en landelijk
qebied is er voor gekozen de maximaal toegestane bouwhoogte van 10 meter niet te vergroten.
Deze situatie is ter plaatse nog steeds aanwezig. Er zijn verder geen feiten of omstandigheden
aangedragen, buiten dan de opmerking dat reclamant ter plaatse wil uitbreiden, die een an e
standpunt in deze rechtvaardigen.
Conclusie:
Deze zienswijze ongegrond te verklaren,
d. Flipse en Izeboud namens de familie Wegkamp e.a.
Redama^ten9exploiteren al sinds 2003 aan het Baarschot 36/38 een onderneming betreffende
onder andere amusement, oliebollenkraam, markthandel en braderieen. Bovendien zijn ter
Dlaatse twee chalets geplaatst waar reclamanten in woonachtig zijn. Deze vestigingslocatie is in
overlig nnet de gemeente tot stand gekomen. Op het perceel is thans nog het bestemmingsplan
Hooqeind II van kracht en is hierin expliciet bestemd voor het gebruik voor kermisexploitanten
waarbij tevens bedrijfswoningen mogen worden gesitueerd. Verder is in dit plan aangegeven
er ook vanuit milieutechnische overwegingen geen tot weinig problemen zoudfn
Reclamanten hebben dan ook bezwaar tegen het bestemmingsplan Bedrijventerrein Hoogeind
vanwege het feit dat hun vestigingslocatie daarin niet langer positief bestemd is zonder dat
hiervoor een motivering wordt gegeven. Volgens reclamanten betreft het hier een bestaande
situatie welke in het plan met een positieve bestemming moet worden meegenomen.
Deïocatefs gelegen binnen het thans ter plaatse nog geldende bestemmingsp'an Hoogeind ll_
De locatie is hierin bestemd tot 'Bedrijfsdoeleinden' waarbij is bepaald dat binnen de als zodan'9
aangegeven zone kermisexploitanten gevestigd kunnen worden, waarbij tevensi per^bouwperceel
een bedriifswoninq is toegestaan. Deze vestigingsmogelijkheden liggen echter binnen de
qeluidszone van een nabijgelegen sloopbedrijf en qua geluid in de invloedssfeer van de spoorlijn
Breda-Tilburg. Naar aanleiding van deze zienswijze is nogmaals onderzocht in hoeverre
ontheffing kan worden verleend. Gebleken is dat weliswaar voor de woningen zelf geen ontheffing
kan worden gegeven als bedoeld in de Wet geluidhinder maar wel voor het terrein waarop de
woningen i.e. woonwagens worden geplaatst. Naar aanleiding van deze ontheffingj ishe
perceel alsnog een positieve bestemming toegekend met daarbij de mogelijkheid ter Pla
wonen voor kermisexploitanten onder in het plan opgenomen regels. De genoemde ontheffing
hoger waarden is inmiddels verleend.