Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 38687]
3. Ten aanzien van de concept kantorennota zijn door de leden van de raadscommissies Economie en
Ruimte opmerkingen gemaakt. Deze opmerkingen zijn, in de meeste gevallen nog voor de
consultatieronde, in de nota verwerkt.
Zoals in de brief, d.d. 22 april 2011, aan leden van de Raadscommissies Economie en Ruimte is
toeqezeqd is het idee van het hanteren van een soort "nullijn besproken tijdens de
consultatiebijeenkomst op 15 juni 2011. Ook de BZW noemt dit aspect kort in haar zienswijze.
Het hanteren van een "nullijn" is een lastige zaak. Het is in de praktijk niet mogelijk om pas
kantorenmeters toe te voegen als elders meters verdwijnen. Bestemmingsplannen bieden
bijvoorbeeld gewoon de mogelijkheid om kantoren te realiseren. Bovendien is er in de meeste
gevallen geen directe relatie te leggen tussen de eigenaar/ontwikkelaar van een nieuwe locatie en de
achterblijvende locatie; als die er al is. Het op stedelijk aggregatieniveau handelen, door de
ontwikkeling van nieuwe locaties, het opschonen van (bestemmings)plancapaciteit en het uit de
bestaande voorraad nemen van incourante kantoorpanden, is een meer werkbare en effectievere
aanpak (dit is de strategie die de kantorennota voorstaat). Wel zal op individueel niveau zoveel
moqelijk worden uitgegaan van de SER-ladder benadering. Dat wil zeggen dat getracht zal worden
de vraag naar kantoren zoveel mogelijk binnen de bestaande voorraad te laten landen. Dit kan echter
niet altijd omdat vraag en aanbod niet altijd op elkaar aansluiten.
Bij de uitvoering van het kantorenbeleid zal bekeken worden of het toch niet mogelijk is om met het
begrip "nullijn" aan de slag te gaan. Overleg met marktpartijen en eventuele ervaringen in andere
qemeenten kunnen wellicht tot werkbare opties leiden.
4. Door leden van Raadscommisie is ook geïnformeerd naar de (on)mogelijkheden om bedrijven lid te
laten zijn van een bedrijvenvereniging.
Bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen wordt van de zijde van de gemeente de
randvoorwaarde meegegeven dat bedrijven verplicht lid moeten zijn van een bedrijvenvereniging.
Voorbeelden hiervan zijn de bedrijventerreinen Hoogeind en Steenakker. Op reeds bestaande
bedrijventerreinen kan dit niet op dwingende wijze worden geregeld Hier wordt lidmaatschap
bevorderd op vrijwillige basis.
Wel bestaat er tegenwoordig de wettelijke mogelijkheid om alle bedrijven in een bepaald gebied te
verplichten een vastgestelde bijdrage aan de ondernemersvereniging te doen.
Op 1 mei 2009 is de zogenaamde Experimentenwet Bedrijven InvesteringsZone of BIZwet ingesteld
waarmee mogelijk is, om bij meerderheid van stemmen, alle ondernemers in een gebied mee te laten
betalen aan de plannen van de ondernemersvereniging. Het is een experimentenwet wat betekent
dat initiatieven voor 1 januari 2012 moeten zijn gestart. De BIZ wordt dan in 2015 geëvalueerd.
Kernbegrippen uit de BIZ-wet zijn:
- Een BIZ heffing is tijdelijk, voor ten hoogste 5 jaar. Verlenging is mogelijk;
- De heffing wordt ingesteld in een vooraf gedefinieerd gebied, bijvoorbeeld een winkelcentrum of
bedrijventerrein;
- Ondernemingen binnen het betreffende gebied moeten het vooral eens worden over de inzet van
de heffingen (waaraan wordt het geld besteed?); Tenminste de helft van de ondernemingen moet
daarover een standpunt innemen en daarvan moet tenminste 2/3 deel vóór zijn;
- Er zijn twee manieren om de hoogte van de heffing te bepalen: naar draagkracht, waarbij de
WOZ-waarde van het bedrijfsonroerend goed als grondslag dient. Er kan ook worden gekozen
voor een gelijke heffing bij alle bedrijven in het gebied. Daarbij is de WOZ waarde van voor- of
tegenstanders niet meer van belang.
- De gemeenteraad moet akkoord gaan met het instellen van de heffing.
- De gemeentelijke overheid is de enige instantie die gemeentelijke heffingen kan opleggen.
5 Ten aanzien van de concept kantorennota zijn zienswijzen ingediend (schriftelijk en tijdens de
consultatiebijeenkomst van 15 juni 2011Grosso modo kan worden gesteld dat het door de
qemeente voorgestelde kantorenbeleid wordt ondersteund. Door verschillende partijen wor
aangegeven dat op een aantal punten een verdere verdiepingsslag nodig is (bv doelgroepenanalyse,
analyse van het leegstandprobleem, nader inzoomen op de onderscheiden vestigingsmilieus)^
Aangedrongen wordt dan ook op een goede monitor. Men geeft ook in veel gevallen aan dat de
qemeente de regie moet pakken en vooral moet samenwerken met marktpartijen. Regionale
afstemming vinden veel partijen van belang. Huiver bestaat ten aanzien van het terugdringen van
-5-