Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 39105]
In plaats van al het overtollige water zo snel mogelijk af te voeren willen we via dit hemelwaterbeleid
bereiken dat hemelwater eerst in de bodem wordt gebracht daar waar het valt, dus op zowel particulier als
openbaar terrein. Dit mag uiteraard niet leiden tot nieuwe problemen.
Voorkeursvolgorde
Indien uit onderzoek blijkt dat infiltratie van hemelwater in de bodem niet probleemloos kan of hoge kosten
met zich meebrengt dan gaat de voorkeur uit naar de aanleg van gecombineerde infiltratie-
drainagesystemen of het opvangen van hemelwater in bovengrondse voorzieningen. Het afvoeren van
overtollig hemelwater is de laatste (minst duurzame) optie. Deze voorkeursvolgorde is in
overeenstemming met landelijk beleid. Door het hemelwater te verwerken waar het valt, wordt de
rioolwaterzuiveringsinstallatie ontlast, wateroverlast voorkomen, wordt verdroging tegengegaan en het
transport van water beperkt. Dit laatste bespaart energie en kosten.
Grondwater
Het grondwaterbeleid maakt duidelijk dat de gemeente niet aansprakelijk is voor bestaande
grondwaterproblemen maar wel aanspreekpunt. Het aantal locaties waar sprake is van mogelijke (grond)
wateroverlast is overigens volgens een recente inventarisatie beperkt. Vocht in de kruipruimte of
optrekkend vocht zijn de meest voorkomende problemen. In de meeste gevallen volstaan bouwkundige
aanpassingen om de problemen op te lossen. Via een grondwatermeetnet en het meldingensysteem
houdt de gemeente een vinger aan de pols. Voor nieuwbouwsituaties biedt het grondwaterbeleid
ontwateringsrichtlijnen en een voorkeursvolgorde voor ontwatering. Het beleid steekt in op een
vroegtijdige verankering in het proces van bouwrijp maken. Samengevat faciliteert de gemeente bij
bestaande problemen en is gespitst op het voorkomen van nieuwe problemen. Grondwater leidt niet tot
structurele grondwateroverlast en vormt geen belemmering voor het grondgebruik.
Getrapte benadering
Om binnen de gemeente op meer duurzame wijze met hemel- en grondwater om te gaan schrijft het
beleid voor dat de ontwikkelende partij moet voldoen aan bepaalde eisen en richtlijnen. Hierbij is een
getrapte benadering aangehouden, waarbij de eisen/richtlijnen strenger zijn naarmate de ingreep in het
gebied groter is. Als er niets gebeurt hoeft de burger ook niets te doen. Bij ontwikkelingen wordt
(geo)hydrologisch onderzoek voorgeschreven dat inzicht geeft in mogelijkheden en beperkingen. De
systeemkeuze en uitgangspunten dienen in een rapportage te worden vastgelegd en onderbouwd.
Ontwikkeling zonder toename verhard oppervlak
Bij het opbreken van verharding, terugplaatsen van dezelfde of nieuwe verharding en sloop-nieuwbouw
van gebouwen is er voor de ontwikkelende partij een inspanningsverplichting om op eigen terrein kleine
buien op een zo natuurlijk mogelijke wijze te verwerken en schone en vuile waterstromen gescheiden aan
te leveren tot aan de perceelsgrens. Als werknorm hanteert de gemeente 70 m3 waterberging per ha
bestaande hoeveelheid verhard oppervlak. Dit staat gelijk aan het lokaal verwerken van 7 mm neerslag.
Bij een dergelijke hoeveelheid berging in de hemelwaterverwerkende voorziening wordt jaarlijks, ten
opzichte van gesloten verharding, ca 80% van alle buien afgevangen en waar mogelijk geïnfiltreerd in de
bodem Denk hierbij aan grindkoffers onder de regenpijp, infiltratiestroken, groene daken, afwatering in de
berm, gecombineerde infiltratie-drainagebuizen, etc.
Toename verhard oppervlak
Bij een toename van het verhard oppervlak moet de ontwikkelende partij op eigen terrein extreem zware
buien kunnen verwerken en schone en vuile waterstromen gescheiden houden tot aan de perceelsgrens.
Een bui die gemiddeld eenmaal per 100 jaar voorkomt wordt beschouwd als een extreem zware bui. Ter
bepaling van het ruimtebeslag en retentiecapaciteit van de hemelwaterverwerkende voorziening hanteert
de gemeente een werknorm van 780 m3 waterberging per ha toename verhard oppervlak. Dit staat gelijk
aan het bergen van 78 mm neerslag Deze norm sluit aan bij de hydraulische randvoorwaarden van het
waterschap Brabantse Delta
Bestaande grondwaterproblemen
Bij een structureel grondwaterprobleem op particulier terrein wordt van de perceelseigenaar verwacht dat
deze zelf de vereiste (waterhuishoudkundige en/of bouwkundige) maatregelen neemt. De gemeente stelt
de perceelseigenaar dan in staat om het overtollige grondwater te lozen op een openbare voorziening.
In geval van een structureel grondwaterprobleem op openbaar terrein treft de gemeente maatregelen
tenzij een andere partij (waterschap, provincie, particulier) verantwoordelijk is voor het probleem.
-2-