35.000. Is de benadeling groter dan is altijd het OM aan zet. Dat geldt ook voor gevallen waarin er met de
belanghebbende geen uitkeringsrelatie meer bestaat en dus geen maatregel meer kan worden toegepast.
In dit lid is bepaald hoe omgegaan dient te worden met inlichtingenfraude voor zover deze geheel of
gedeeltelijk heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van deze verordening:
a. Als de gedraging en het bekend worden daarvan heeft plaatsgevonden vóór de datum van
inwerkingtreding van deze verordening, dan wordt de Maatregelen- en Handhavingsverordening
WWB 2009 toegepast.
b. Heeft de gedraging volledig plaatsgevonden vóór de datum van inwerkingtreding van de
verordening en wordt deze pas na deze datum ontdekt dan wordt een maatregel op grond van
deze verordening opgelegd.
c. Is de gedraging vóór de datum van inwerkingtreding van de verordening gestart en loopt deze
gedraging ook na de datum van inwerkingtreding door én wordt deze (doorlopende) gedraging pas
na de datum van inwerkingtreding van de verordening ontdekt, dan wordt voor de gehele periode
een maatregel op grond van deze verordening opgelegd.
In dit lid is geregeld dat de hoogte van de in het tweede lid genoemde maatregel met 50% wordt verhoogd,
als de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel
op grond van dit artikel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan het verstrekken van onjuiste of
onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand.
In geval van recidive is de maximalisering van de maatregel tot de hoogte van de
bijstandsnorm over één maand van toepassing. Dit leidt ertoe dat de belanghebbende
gedurende één maand géén uitkering ontvangt en in de volgende maand(en) het restant van
maatregel (tot een bedrag van 1.500, - in totaal). Dit totdat de hele maatregel is verwerkt.
Artikel 13 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder financieel nadeel
Eerste lid
In dit artikel wordt de zogeheten 'nulfraude' geregeld: het verstrekken van onjuiste of onvolledige
inlichtingen, zonder dat deze gedraging gevolgen heeft voor de hoogte van de bijstand. Voorbeelden van
nulfraude zijn het niet opgeven van een vermogensbestanddeel onder de vermogensgrens of het niet
melden van vrijwilligerswerk.
Tweede lid
Als binnen één jaar na een eerste verwijtbare gedraging sprake is van een herhaling van de verwijtbare
gedraging, wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verdubbeling van de
hoogte van de maatregel. Met de eerste verwijtbare gedraging wordt de eerste gedraging bedoeld die
aanleiding is geweest tot een maatregel. Voor het bepalen van de aanvang van de termijn van 12 maanden,
geldt het tijdstip waarop het besluit waarmee de eerdere maatregel is opgelegd, bekend is gemaakt. Van
recidive is ook sprake als de eerste maatregel is opgelegd vanwege een verwijtbare gedraging van partner 1
en de tweede verwijtbare gedraging partner 2 is aan te rekenen. Op grond van de begripsomschrijving word
onder belanghebbende immers ook het gezin verstaan.
Als de belanghebbende zich na het opleggen van de in hoogte verdubbelde maatregel binnen twaalf
maanden na bekendmaking daarvan van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw zijn
inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk nakomt wordt de hoogte van de bij het laatste besluit opgelegde
maatregel opnieuw verdubbeld.
Hoofdstuk 4
Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Eerste lid
De verplichting om voldoende besef van verantwoordelijkheid te tonen voor de voorziening in het bestaan,
geldt al voordat een bijstandsuitkering wordt aangevraagd. Dit betekent dat wanneer iemand in de periode
voorafgaand aan de bijstandaanvraag een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond,
waardoor hij niet langer beschikt over de middelen om in de kosten van het bestaan te voorzien en als
gevolg daarvan een bijstandsuitkering aanvraagt, de gemeente bij de toekenning van de bijstand hiermee
rekening kan houden door het opleggen van een maatregel. Een tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid kan uit allerlei gedragingen blijken, zoals:
een onverantwoorde besteding van vermogen;
geen of te late aanvraag doen voor een voorliggende voorziening;
het niet nakomen van de verplichting tot instellen alimentatievordering,
het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;