18 het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. Het maatregelenbeleid wordt gekoppeld aan het armoedebeleid. Wanneer een persoon al één maatregel heeft gekregen en een tweede maatregel ontvangt (lees: recidive) worden de verstrekte of te verstrekken voorzieningen in het kader van het armoedebeleid afgestemd op de getoonde verantwoordelijkheid. Derde lid In het tweede lid wordt een relatie gelegd tussen de hoogte van de maatregel en het benadelingsbedrag. Het benadelingsbedrag is in dit geval de omvang van het vermogen of de voorziening waarmee de betrokkene gedurende kortere of langere tijd buiten de bijstand zou zijn gebleven. Vanwege uitvoeringsaspecten vindt de berekening van de op te leggen maatregel niet plaats op grond van het feitelijke benadelingsbedrag, maar op basis van een vast bedrag per categorie en wel als volgt: a. bij een benadelingsbedrag tot 500,-: een maatregel van 50,-; b. bij een benadelingsbedrag tot 1.000,-: een maatregel van 100,-; c. bij een benadelingsbedrag van 1.000,- tot 2.000,-: een maatregel van 200,-; d. bij een benadelingsbedrag van 2.000,- tot 4.000,-: een maatregel van 400,-; e. bij een benadelingsbedrag van 4 000,- of meer: een maatregel van 1.000,-. Is de maatregel van 1.000,- genoemd onder e echter hoger dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, dan wordt de maatregel beperkt tot de van toepassing zijnde bijstandsnorm gedurende één maand. Daarnaast heeft het college de mogelijkheid tot het verlagen van de bijstand in individuele gevallen gedurende een bepaalde periode afhankelijk van de ernst van het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen Eerste lid Onder de term 'zeer ernstige misdragingen' kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. Het college kan alleen een maatregel opleggen als er een verband bestaat tussen de ernstige misdraging en (mogelijke) belemmeringen voor de gemeente bij het vaststellen van het recht op bijstand. Vandaar dat in dit artikel wordt bepaald dat de zeer ernstige misdragingen moeten hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die verband houden met het niet nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB. Dergelijke maatregelen kunnen daarom alleen opgelegd worden aan cliënten of personen die dit worden of geweest zijn en voor zover het laakbare gedrag tevens tot gevolg heeft dat degene die zich misdraagt hierdoor een uit de WWB voortvloeiende verplichting niet of onvoldoende is nagekomen (CRvB 29-07-2008, 0/1329 WWB, LJN: BD7970). In artikel 18, tweede lid WWB wordt gesproken over 'het zich jegens het college zeer ernstig misdragen Dit betekent dat alleen (zeer) agressief gedrag tegenover leden van het college en hun ambtenaren aanleiding zijn voor het opleggen van een maatregel Er kan dus in principe geen maatregel worden opgelegd als een klant zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een andere organisatie die belast is met de uitvoering van de WWB (bijv. een re-integratiebedrijf of het UWV WERKbedrijf) Het is in dat geval wel mogelijk om een maatregel op te leggen wegens het niet of onvoldoende gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 9, derde lid, van deze verordening). Naast het doen van aangifte en/of het voeren van een ordegesprek wordt als uitgangspunt aan de agressieve persoon een maatregel opgelegd. Deze bedraagt minimaal 20% van de bijstandsnorm, uitgedrukt in een bedrag, voor zes maanden. Een voorstel tot een dergelijke maatregel kan pas worden gedaan nadat de medewerker tegen wie de agressie gericht was of door wiens cliënt vernielingen zijn aangericht hierover overleg gevoerd heeft met zijn of haar leidinggevende. Vanwege het feit dat wat onder 'zeer ernstig misdragen' moet worden verstaan slechts in algemene omschrijvingen kan worden aangegeven en beoordeling van dit gedrag ook sterk afhankelijk is van de omstandigheden van het geval en de persoon van degene die over dit gedrag moet rapporteren is het nodig om individuele verschillen tussen medewerkers met betrekking tot de invulling wat onder zeer ernstig misdragen moet worden verstaan zo klein mogelijk te laten zijn. Het hoofd is hiervoor de aangewezen persoon. Hierbij is het Agressieprotocol Werkplein Breda van toepassing. Als in gezamenlijk overleg wordt geconcludeerd dat naast de aangifte of het ordegesprek tevens een maatregel aan de orde dient te zijn, wordt hiervoor in rapportagevorm een voorstel gedaan. In deze rapportage moet niet alleen worden ingegaan op het agressieve gedrag zelf, maar ook op de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. Ook moet worden vermeld dat er een gesprek met de leidinggevende heeft plaatsgevonden en wat de uitkomsten van dit gesprek waren. De laagste maatregel is 20% van de bijstandsnorm, uitgedrukt in een bedrag, gedurende zes maanden. Hoe ernstiger de misdraging, hoe hoger de maatregel. Hier is maatwerk van toepassing. De belanghebbende wordt door middel van een beschikking schriftelijk op de hoogte gesteld van de opgelegde maatregel.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2012 | | pagina 128