Artikel 5 Ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling
1. Het college kan in individuele gevallen (gedeeltelijke) tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht
tot arbeidsinschakeling;
a. aan een alleenstaande ouder met een ten laste komend kind jonger dan 5 jaar wordt, op
diens verzoek, een vrijstelling tot arbeidsinschakeling verleend voor de duur van maximaal
vijfjaar conform artikel 9a WWB
b. indien is komen vast te staan, dat de persoon zorgtaken niet (volledig) kan combineren
met arbeid. Aard en omvang van zorgtaken worden vastgelegd in het uitvoeringsbesluit.
c. aan personen die op grond van psychische of medische omstandigheden geheel
arbeidsongeschikt zijn.
2. Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling betekent geen ontheffing van de
participatieplicht, ledereen heeft een participatieplicht; iedereen heeft een plicht tot een
tegenprestatie conform artikel 9 lid 1 sub c van de WWB.
3. Het college kan ten aanzien van het eerste en tweede lid bij uitvoeringsbesluit nadere regels
stellen.
Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds
1Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor
de verschillende voorzieningen;
2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor
een specifieke voorziening;
3. Indien een door het college ingesteld plafond bereikt is, wordt de aanspraak door een persoon
als genoemd in artikel 1 onder a, c en f op een specifieke voorziening geweigerd.
Hoofdstuk 3 Voorzieningen
Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen
1Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB en deze
verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.
2. Het college kan een voorziening beëindigen:
a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de
artikel 17 van de WWB niet nakomt;
b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de WWB,
c indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt
gemaakt van deze voorziening;
d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een
snelle arbeidsinschakeling.
3. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de
artikelen 8A tot en met 18 van deze verordening nadere regels stellen. Deze regels kunnen in
ieder geval betrekking hebben op:
a. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;
b. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;
c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of - vaststelling;
d. de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;
e. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;
f. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.
5