Artikel 5
De WWB kent o.a. een arbeids- en een participatieverplichting. Een ontheffing kan slechts betrekking
hebben op de arbeidsverplichting, de participatieverplichting geldt voor iedereen. De ontheffing is altijd
tijdelijk en individueel deze geldt nooit voor het gezin als geheel. Het onderscheid in verplichtingen
vergroot de mogelijkheid tot participatie naar het uitgangspunt: iedereen doet mee naar vermogen
De WWB kent ten aanzien van de arbeidsverplichting twee uitzonderingsgevallen. De doelgroep die
behoort tot de Wet sociale werkvoorziening en de personen en die recht hebben op een uitkering op
grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten hebben geen plicht tot
arbeidsinschakeling. Deze personen hebben geen arbeidsplicht maar wel een participatieplicht.
Ten aanzien van de alleenstaande ouders die conform art. 9a WWB ontheven kunnen worden van
hun arbeidsverplichting wordt een plan van aanpak opgesteld waarin de activiteiten gedurende de
ontheffing van de arbeidsplicht worden opgenomen.
Naast de alleenstaande ouder, met de zorg van een kind jonger dan 5 jaar, en personen die op grond
van medische of psychische omstandigheden geheel arbeidsongeschikt zijn, is er ook een
gedeeltelijke vrijstelling/ontheffing van de arbeidsverplichting mogelijk als gevolg van zorgtaken. Deze
tijdelijke (gedeeltelijke) ontheffing vraagt om een zorgvuldige afweging van de persoonlijke
omstandigheden van de cliënt. Zorgtaken zullen te allen tijde noodzakelijk en onvermijdbaar moeten
zijn.
Artikel 6
Het instellen van subsidieplafonds dient twee doelen: a) Het voorkomt dat (posten in) de begroting
worden overschreden en b) het vormt een juridische weigeringsgrond voor het beschikbaar stellen van
een specifieke voorziening. Als het budget voor een specifieke voorziening is uitgeput, dan kan deze
voorziening niet meer worden aangeboden. In dat geval wordt een andere voorziening ingezet.
De wettelijke basis voor het instellen van subsidieplafonds is geregeld in artikel 4:22 van de Algemene
wet bestuursrecht.
Artikel 7
In artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht is de aanspraak op subsidies geregeld De
subsidies en voorzieningen worden beschikbaar gesteld voor bepaalde doeleinden. De gebruiker
wordt geacht medewerking te geven aan de doeleinden van de voorzieningen en subsidies. De
aanspraak geldt dus onder die voorwaarde. Waar in dit artikel sprake is van nadere regels
zijn/worden deze bepalingen ook opgenomen in het uitvoeringsbesluit.
Artikel 17 van de WWB en artikel 43 van de WIJ bepaalt dat personen op wie een voorziening van
toepassing is verplicht zijn mee te werken aan het verstrekken van gevraagde informatie.
Artikel 8A
Aan cliënten met een uitkering, nuggers, wordt de mogelijkheid geboden om een eigen traject vast te
stellen. Dit traject moet wel gericht zijn op arbeidsinschakeling en kan derhalve niet voor sociale
activering worden ingezet.
Artikel 9 tot en met 12 B
In artikel 7, eerste lid van de WWB wordt melding gemaakt van voorzieningen, zonder dat deze
concreet worden genoemd. Dat kan ook niet, omdat gemeenten daaraan hun eigen invulling kunnen
geven. In artikel 9 t/m 12 B worden een aantal specifieke voorzieningen genoemd die door het college
worden ingezet.
Een Leerwerktraject is een traject waarin betrokkenen ingezet wordt op relevante arbeid met
uitstroompotentie en wordt begeleid in het zo snel mogelijk uitstromen naar reguliere arbeid
Artikel 10 A
Artikel 10A is het gevolg van de inwerkingtreding per 1 april 2009 van de Wet stimulering
arbeidsparticipatie. Conform artikel 8 van de WWB stelt de gemeenteraad bij verordening regels met
betrekking tot de hoogte van de premie, alsmede de eventuele inzet van scholing op opleiding, indien
er sprake is van een persoon die algemene bijstand ontvangt en die in het kader van een door het
college aangeboden voorziening onbeloonde additionele arbeid verricht. Bij de vaststelling van de
hoogte van de premie is overwogen dat een premie van dien aard geen risico vormt met betrekking tot
de armoedeval.
14