Raadsbesluit Registratienr: 39471]
verwondingen aan voetgangers die zich tussen een woud van (brom)fietsen een weg moeten
banen.
Na aanwijzing van een plaats waar het verbod zal gelden, kan tegen een foutief geplaatste
(brom)fiets worden opgetreden. Door middel van borden moet worden aangegeven dat foutief
geplaatste (brom)fietsen zullen worden verwijderd. Het feitelijk verwijderen dient dan beschouwd
te worden als toepassing van bestuursdwang.
Alvorens deze vorm van bestuursdwang te effectueren is het verstandig aan het publiek bekend te
maken bijvoorbeeld door mededeling in het gemeenteblad, de plaatselijke krant of een huis-aan-
huisblad, met affiches en dergelijke, dat onjuist geplaatste (brom)fietsen zullen worden verwijderd.
Tevens is het raadzaam aan te geven waar de verwijderde fietsen weer kunnen worden
opgehaald en hoe hoog de kosten zijn die vergoed moeten worden.
Tweede lid
Op grond van het tweede lid is het verboden (brom)fietswrakken op de weg te laten staan. Zowel
in de stallingsruimten voor (brom)fietsen als overigens op de weg kunnen deze
(brom)fietswrakken veel overlast, ontsiering van de gemeente of schade aan de openbare
gezondheid veroorzaken.
Het gaat hierbij om (brom)fietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens
in een verwaarloosde toestand verkeren. Deze wrakken die doorgaans aan niemand meer
toebehoren, kunnen op grond van het tweede lid van dit artikel worden verwijderd en als grof vuil
worden afgevoerd.
Derde lid
Op grond van het derde lid is het verboden (brom)fietsen dusdanig op of aan de weg te plaatsen
of te laten staan dat een normaal gebruik van de weg wordt gehinderd of gevaarlijke situaties
(kunnen) ontstaan. Het gaat daarbij om plaatsen deel uitmakend van de weg waar het plaatsen of
laten staan van (brom)fietsen ingevolge artikel 27 van de RW op zich is toegestaan fietsen en
bromfietsen mogen worden geplaatst op het trottoir, op het voetpad of in de berm dan wel op
andere door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen.
Het plaatsen van (brom)fietsen dient echter wel dusdanig te geschieden dat geen gevaarlijke
situaties ontstaan en het normale gebruik van de weg daardoor niet wordt belemmerd
Ook kan sprake zijn van het plaatsen van (brom)fietsen waardoor de toegankelijkheid, het beheer
of onderhoud van gebouwen (bijv. entree en (nood)uitgang), objecten (bijv. prullenbakken
lantaarnpalen) en voorzieningen (bijv halteplaatsen, blindegeleidestroken) wordt gehinderd of
belemmerd. Dergelijke hinder kan zich op elke plaats binnen de gemeentegrenzen voordoen en
dit artikel geeft daarom de mogelijkheid hiertegen op te treden.
Dit betreft een uitzondering op het verbod in het eerste lid voor invalide of minder valide personen
die afhankelijk zijn van een (speciale) fiets of bromfiets om zich te kunnen voortbewegen.
Wanneer er in verband hiermee ontheffing is verleend als bedoeld in de RW om met die fiets o
bromfiets over de voor voetgangers bestemde delen van de weg te rijden, dan dient daarmee
vanzelfsprekend ook de mogelijkheid te bestaan om die fiets of bromfiets daar tijdelijk te laten
staan. Hierdoor mag echter geen gevaarlijke situatie worden veroorzaakt.
Artikel II
In hoofdstuk 2, Openbare orde, Afdeling 3 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid, komt artikel 2.3 8
Neerzetten van fietsen e.d. in zijn geheel te vervallen:
Artikel 2.3.8 Vervallen