Gemeente Breda
De raad van de gemeente Breda;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet,
BESLUIT:
vast te stellen de:
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toeüassinq van deze verordening wordt verstaan onder.
a parkeren het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een
motorvoertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het
onmiddelliik in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen va
gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen
of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is
b houder "deqene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden
beschouwd met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens
de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentek®ns ^s h^d^^dt
aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van
het parkeren in het register was ingeschreven;
c parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van
verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder
parkeerapparatuur wordt verstaan.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen Qeheven:
a een belastinq ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze
verordening in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders te bepalen
b eerflbetasting'ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het Pieren
van een voertuig op de in de Parkeerverordening Breda 2007, dan wel in de vergunn g,
aangegeven plaats en wijze.
Artikel 3 Belastingplicht
1De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven van degene die het
voertuig heeft geparkeerd.
9 Als deoene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt. .uit-
a degene die de belasting voldoet dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te
b zolangV geen void oen i ng van de belasting genoemd in artikel 2 eerste lid, onderdeel a, heeft
plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat.
- indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt
overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de