Gemeente Breda
o Artikel 3.3, onder a luidende:
3.3 Afwijken van de bouw regels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.2.2, onder b en toestaan dat een bouwperceel een kleinere omvang heeft om een
meest doelmatige inrichting van het bedrijventerrein mogelijk te maken, mit het
bouwperceel een minimale omvang heeft van 2.000 m2;
b. lid 3.2.2, onder c en toestaan dat het bebouwingspercentage wordt verhoogd tot 90%, met
dien verstande dat
1. dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband
met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit
2. dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;
3. het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 12.1 ten aanzien van parkeren.
c. lid 3.2.2, onder i, ten behoeve van het bouwen op één zijdelingse bouwperceelgrens in
verband met het koppelen van twee bedrijfsgebouwen met dien verstande dat:
1. dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband
met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;
2. dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;
3. het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 12.1 ten aanzien van parkeren.
Wordt aangepast naar
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.2.1, onder a en toestaan dat een bouwperceel een kleinere omvang heeft om een
meest doelmatige inrichting van het bedrijventerrein mogelijk te maken, mits het
bouwperceel een minimale omvang heeft van 2.000 m2;
b. lid 3.2.1. onder b en toestaan dat het bebouwingspercentage wordt verhoogd tot 90%, met
dien verstande dat;
1. dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband
met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;
2. dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;
3. het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde in artikel 13.1 ten aanzien van parkeren.
c. lid 3.2.2, onder f, ten behoeve van het bouwen op één zijdelingse bouwperceelgrens in
verband met het koppelen van twee bedrijfsgebouwen met dien verstande dat:
1. dit vanuit stedebouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband
met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit;
2. dit vanuit een oogpunt van de brandveiligheid aanvaardbaar is;
3. het bedrijf blijft voldoen aan het bepaalde In artikel 13.1 ten aanzien van parkeren.
o Artikel 3.4 luidende:
3.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik van de gronden en opstallen is het bepaalde in artikel 8 van
toepassing. In aanvulling hierop zijn de volgende bepalingen van kracht:
8. Wanneer er sprake is van buitenopslag dan dient deze:
1. plaats te vinden binnen het bouwvlak;
2. een maximale bouwhoogte van 6 meter te hebben.
b. Om in de noodzakelijke wateropvang als gevolg van de herontwikkeling te voorzien dient
voldoende retentiemogelijkheden te worden aangelegd. De inrichtingsplannen dienen
hiertoe ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het waterschap.
Wordt aangepast naar
3.4 Specifieke gebruiksregels
Om in de noodzakelijke wateropvang als gevolg van de herontwikkeling te voorzien dient
voldoende retentiemogelijkheden te worden aangelegd. De inrichtingsplannen dienen hiertoe
ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het waterschap.
Raadsbesluit Registratienr: 40249]
-3
>w