Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 40726]
stikstofdepositie verkleint (verminderde afname). Als gevolg van een verminderde afname is het mogelijk
dat de gunstige effecten voor Natura 2000-gebieden als gevolg van de afname van stikstofdepositie
minder snel doorzetten dan in de autonome situatie het geval zou zijn geweest. In dat geval kan een
situatie ontstaan waarbij het bereiken van de gunstige staat van instandhouding voor sommige
habitattypen vertraagd wordt.
Eerst is vastgesteld of het plan leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de huidige
situatie, of slechts tot een minder snelle daling van de stikstofdepositie dan dat autonoom het geval zou
zijn geweest (verminderde afname). De berekeningen tonen aan dat het plan niet leidt tot een toename
van de stikstofdepositie in vergelijking met de huidige situatie Voor dit Natura 2000-gebied is de
stikstofdepositie in de plansituatie 10 tot 94 mol N/(haxjr) lager dan in de huidige situatie. Vervolgens is
bepaald hoeveel hoger de stikstofdepositie in de plansituatie is ten opzichte van de autonome situatie De
berekeningen laten zien dat er een verminderde afname is van 0,1 tot 0,7 mol N/(haxjr). Om deze
verminderde afname in perspectief te plaatsen is bepaald wat de autonome afname van de
stikstofdepositie is Ze laten zien dat deze daling van de stikstofdepositie ligt tussen de 10 en 94 mol
N/(haxjr). Uit het bovenstaande blijkt dat de verminderde afname verwaarloosbaar klein is ten opzichte
van de autonome daling van de stikstofdepositie. Verder dient daarbij voor ogen te worden gehouden dat
de berekening is gebaseerd op een worst case aanname; namelijk de maximale invulling van het
bestemmingsplan.
In het kort komt het dus er op neer dat het plan Park de Bavelse Berg leidt tot een verandering van de
stikstofdepositie In de toekomst is voorzien in een verminderde afname van de stikstofdepositie van
maximaal 0,7 mol N/(ha*jr). Dit is verwaarloosbaar in vergelijking met de afname van maximaal bijna 100
mol N/(ha*jr) De vertraging in ontwikkeling die is voorzien is ongeveer één maand in 10 jaar Dit houdt in
dat de autonome afname van de stikstofontwikkeling die over een tijdspanne van 10 jaar gerealiseerd zou
worden, nu in een periode van 10 jaar en één maand verwezenlijkt wordt. Kortom, een effect, en daarmee
een significant effect, is uitgesloten, wanneer de geringe hoeveelheid stikstof en de geringe vertraging van
de gunstige ontwikkeling (daling stikstofdepositie) in ogenschouw worden genomen.
Tot slot is een recente wetswijziging relevant: op 25 april 2013 is een wijziging van de
Natuurbeschermingswet in werking getreden. Een wetsvoorstel t.a.v de Crisis- en herstelwet is eind
maart door de Eerste Kamer aangenomen. Dit heeft meteen kracht van wet gekregen, zoals eerder
vermeld op 25 april jl. Hierdoor is ook artikel 19kd van de Natuurbeschermingswet gewijzigd. Dit artikel
bepaalt met welke situatie de effecten van het voorgenomen plan moet worden vergeleken in de
passende beoordeling voor Natura 2000 Tot 25 april jl. werden de effecten van het voorgenomen plan
vergeleken met de huidige feitelijke situatie In de wet staat nu dat de effecten van het voorgenomen plan
moeten worden vergeleken met de planologische vigerende situatie. De wet bevat geen overgangsrecht
en is reeds in werking getreden.
Voor het Park de Bavelse Berg betekent dit dat gekeken moet worden naar de bestemmingsplanruimte
die er was op de "referentiedatum" voor het referentiekader. Voor het Ulvenhoutse Bos is de
referentiedatum 7-12-2004. Op deze datum was reeds het bestemmingsplan Hoogeind III vastgesteld. Dit
bestemmingsplan voorzag reeds in het realiseren van een bedrijventerrein. Hiermee zal de toetsing
waarschijnlijk nog gunstiger uitkomen en daarmee de conclusies dat geen significante effecten zijn te
verwachten versterken.
Conclusie
De zienswijze ongegrond te verklaren.
16. J.C.M. Huijbregts
Inhoud zienswijze
Het bezwaar van de appellant richt zich op het herprofileren en verleggen van waterlopen en dan met
name van de Molenleij. Deze laatste wordt in de ogen van de appellant over een lengte van circa 500
meter "tegenstrooms" verlegd, dat wil zeggen tegen de natuurlijke stroomrichting van het water in. Door
het aanleggen van de vispassage net benedenstrooms van het plangebied heeft er in de ogen van de
appellant al een eerste peilverhoging plaatsgevonden in de Molenleij De appellant is daarnaast van
mening dat het rapport ook enkele "vaagheden" bevat waardoor er nog een onbekende peilverhoging bij