Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 40726]
Berekeningswijze
Appellant geeft aan de dat totale hoeveelheid detailhandel niet aanvaardbaar is, bezien vanuit het
Provinciaal belang. Zij geeft in haar zienswijze aan dat er niet alleen een hoeveelheid van 11.500 m2
thematische detailhandel direct bestemd wordt, maar ook dat de hoeveelheid m2 ondersteunende
detailhandel in beleving van appellant niet voldoende ingeperkt is. Zij leest in het bestemmingsplan dat
naast de direct bestemde hoeveelheid m2 ook nog 30% van 18.500 m2 in Gemende Doeleinden I en 30
van 20.000 m2 in Gemende Doeleinden II mogelijk is. Dat samen leidt tot de conclusie dat er meer dan
twee maal zoveel m2 detailhandel mogelijk zou zijn dan de genoemde 11 500 m2. Deze conclusie is
echter niet terecht. Juist omwille van het uitgangspunt dat er geen ontwrichtend effect op de detailhandel
in de overige delen van de stad mogelijk mag zijn, is zeer secuur gekeken naar de ondersteunende
detailhandel. Deze is daarom in de planregels beperkt tot maximaal 500 m2 van het oppervlak van het
betreffende gebouw. Daar komt nog bij dat er zeer beperkt sprake kan of zal zijn van ondersteunende
detailhandel omdat er met name aan de voet van de berg, waar de detailhandel zich concentreert, sprake
is van twee grote bebouwingsstructuren: een grote sportretailer en het evenementencomplex. Voor een
sportretailer kan er geen sprake zijn van ondersteunende detailhandel en voor het evenementencomplex
heeft ondersteunende detailhandel geen toegevoegde waarde. Kortom, in de praktijk zal de hoeveelheid
ondersteunende detailhandel zeer beperkt zijn.
De gemeente is het wel met appellant eens dat de definitie van ondersteunende detailhandel in de
planregels ontbreekt. Deze wordt alsnog toegevoegd. Daarnaast zal in het ontwerp van het
bestemmingsplan een maximum hoeveelheid ondersteunende detailhandel worden vastgelegd
Daarnaast gaat appellant uit van de hoeveelheid winkelvloeroppervlak (wvo). Het aanvullende DPO
alsmede het bestemmingsplan spreekt echter over bruto vloeroppervlak (bvo). Dit zijn onvergelijkbare
grootheden. Daar waar appellant spreekt over maximaal 6.500 m2 (wvo) uitbreidingsruimte, toont het
onderzoek aan dat er sprake is van 8.700 m2 (bvo) uitbreidingsruimte. Dit houdt in dat er sowieso 2.200
m2 meer marktruimte beschikbaar is, dan appellant aangeeft. Immers, ook in het bestemmingsplan wordt
uitgegaan van bruto vloer oppervlak
Kortom, de lezing van appellant luidt dat het bestemmingsplan ruimte biedt voor 23.065 m2 detailhandel,
bestaande uit 11.500 m2 direct bestemde detailhandel en 11 565 m2 ondersteunende detailhandel.
Gezien de marktruimte die berekend is van 8.700 m2 detailhandel, leidt dit tot een groot en niet te
verantwoorden gat in de hoeveelheid detailhandel: namelijk 16.500 m2.
Maar gezien het gegeven dat de ondersteunende detailhandel, in tegenstelling tot wat appellant beweert,
wel ingeperkt (zie bovenstaand) is er in werkelijkheid sprake van een veel minder groot verschil, namelijk
2,800 m2 bvo. Dit verschil wordt veroorzaakt door de direct bestemde hoeveelheid detailhandel (11.500
m2) ten opzichte van de berekende marktruimte(8.700 m2). Maar dat verschil acht gemeente acceptabel
en verklaarbaar gezien de uniciteit van het concept (zie hierna)
De overige punten in de zienswijze betreffende detailhandel zijn voor een groot deel te verantwoorden via
bovenstaande berekeningsmethodiek. In de visie van appellant is een totale hoeveelheid van 23 065 m2
aan detailhandel mogelijk. Uitgaande van die hoeveelheid detailhandel begrijpt de gemeente de conclusie
van appellant dat niet aangetoond is dat hier marktruimte voor is Ook is invoelbaar dat appellant om deze
reden stuurt op een fasering van de detailhandel. Echter, doordat de hoeveelheid ondersteunende
detailhandel ingeperkt gaat deze beredenering niet op. Er is een nieuw DPO uitgevoerd in 2012 dat
aantoont dat er voor het betreffende type detailhandel voldoende marktruimte is Ook toont het DPO aan
dat er geen sprake is van enige vorm van ontwrichting van de overige detailhandelsstructuur in Breda.
Hierop wordt hierna verder ingegaan.
Programma
Het totale aantal m2 detailhandel is ten opzichte van het conceptontwerp van het plan uit 2008 sterk
teruggebracht. In tegenstelling tot de ruim 25.000 m2 die in dit plan was opgenomen, is er nu nog slechts
sprake van 11.500 m2 detailhandel die rechtstreeks bestemd worden. Dit is een vermindering van 55%
Deze teruggang in het aantal m2 detailhandel doet recht aan de zware economische tijden
In haar zienswijze stelt appellant dat de Provinciale medewerking aan dit initiatief mede afhankelijk
gesteld wordt van de uitkomsten van het nog uit te voeren DPO Het bedoelde DPO is echter al
uitgevoerd (eind 2012) en is dan ook gelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd Dit DPO
geeft aan dat er voldoende marktruimte voor het onderhavige initiatief is, zonder ontwrichtende werking
-31-