>X<|(< Gemeente Breda
Raadsvoorstel Registratienr: 40995]
12 ZLTO namens H.C.C.M. Poppelaars en C.H.A.M. Poppelaars
Inhoud zienswijzen
a.
De onderhavige zienswijze gaat over de locatie Rietdijk 2a. Deze locatie is, ondanks procedures in
het verleden, wederom in het plan opgenomen met een woonbestemming. Ter plaatse is echter
blijkens alle stukken een agrarisch bedrijf aanwezig. Reclamanten verzoeken dan ook voor deze
locatie in het bestemmingsplan een bouwvlak van voldoende grootte op te nemen ten behoeve van
een agrarisch bedrijf.
b.
Daarnaast verzoeken reclamanten daaraan de volgende nevenactiviteitaanduidingen aan toe te
voegen agrarisch verwant bedrijf, 'handel in boomkwekerijproducten' en 'paardenhouderij
Beoordeling
a.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat ter plaatse een agrarisch bedrijf aanwezig is In het vast te
stellen plan is dit alsnog vorm gegeven via een wijziging van de bestemming 'Wonen' in een
aanduiding 'bouwvlak'.
b.
De door appeianten genoemde functies zijn niet rechtstreeks opgenomen. In het bestemmingsplan is
wel via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden de agrarische
bestemming te wijzigen naar een niet agrarische bestemming, waaronder ook agrarisch technische
hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven. Er is geen reden aanwezig dit nu al rechtstreeks toe te
staan nu in de zienswijze bovendien wordt aangegeven dat ter plaatse nog een agrarisch bedrijf
gevestigd is.
Conclusie
Deze zienswijze voor wat betreft het gestelde onder a gegrond te verklaren en voor het overige
ongegrond.
13 C.J.W.M. Biemans
Inhoud zienswijze.
Reclamant exploiteert een rundveebedrijf aan de Overveldsestraat 23 te Prinsenbeek. Naar
aanleiding van een uitgevoerde passende beoordeling in het kader van de Milieueffectrapportage
Buitengebied Noord zijn in het plan beperkingen gegeven ten aanzien van de omschakeling naar
veehouderijen en de uitbreiding hiervan. Reclamant is echter van mening dat in de passende
beoordeling niet van de juiste uitgangspunten is uitgegaan. Reclamant verzoekt dan ook de
berekeningen met betrekking tot de stikstofemissie opnieuw te laten uitvoeren en hiervoor de naar zijn
mening juiste uitgangspunten te gebruiken. Verder verzoekt reclamant om de berekeningen per sector
(glastuinbouw, veehouderij en biovergisting) in kaart te brengen en niet samen te voegen zodat op
basis daarvan een transparant en weloverwogen besluit genomen kan worden.
Beoordeling
In de passende beoordeling is berekend wat de effecten zijn bij de maximale invulling van de
mogelijkheden die het bestemmingsplan gaat bieden. Uiteraard kan het zijn dat van deze
mogelijkheden in de planperiode geen gebruik wordt gemaakt, maar conform de systematiek van de
m.e.r.-procedure moet dit wel het uitgangspunt zijn. In dat geval wordt namelijk het
worstcasescenario bekeken, wellicht onrealistisch, maar die wel planologisch mogelijk wordt gemaakt.
In het milieueffectrapport worden vier ontwikkelingen benoemd. Voor de ontwikkelingen Vierde
Bergboezem, glastuinbouw en windturbines moet een m.e.r -beoordeling worden doorlopen. Voor de
ontwikkeling van de agrarische bedrijven volgt uit het Besluit m.e.r, en de Wet milieubeheer dat er een
plan-m.e r.-plicht is. hierop is besloten om een plan-m.e.r te doorlopen voor het gehele
bestemmingsplan Buitengebied Noord. Op die wijze heeft dus ook meteen een beoordeling van de
overige ontwikkelingen plaatsgevonden.
Op 25 april 2013 is een wijziging van artikel 19kd Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden,
die naar het leek de vergelijkingssituatie van de passende beoordeling wijzigde. Op vragen van de
Commissie voor de m.e.r. aan het ministerie over de interpretatie van de wijziging van artikel 19 kd
van de Natuurbeschermingswet heeft het ministerie per brief d.d. 2 juli 2013 laten weten dat voor de
-28-