Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 40995]
d. Economische uitvoerbaarheid
In de toelichting is onvoldoende aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid van het plan
nu geen rekening is gehouden met de forse schade die reclamante lijdt indien haar percelen
daadwerkelijk buiten het glastuinbouwvestigingsgebied blijven.
e. Evenwichtige belangenafweging
Uit niets blijkt dat rekening is gehouden met reclamante als grondeigenaar. Aan het plan ligt dus geen
evenwichtige belangenafweging ten grondslag als bedoeld in artikel 3:4 Awb, zeker ook gelet op
hetgeen is aangegeven onder c.
f. Onjuiste stikstofberekening plan-MER
Reclamante is, samen met de ZLTO, van mening dat in de passende beoordeling niet van de juiste
uitgangspunten is uitgegaan als het gaat om de glastuinbouw In het rekenmodel zijn dubbele cijfers
ingevoerd. Voor het bepalen van de emissie per jaar is gebruik gemaakt van een studie door het
RIVM waarin zowel de emissie afkomstig van warmtekrachtkoppeling als de emissie van ketels is
verdisconteerd. Daarnaast is ten onrechte de beperkte uitbreidingsruimte van de glastuinbouw als
ontwikkeling meegenomen terwijl de drempel hiervoor 50 ha bedraagt (zie categorie D 9 van de
bijlage bij het Besluit-m.e.r.). Er zullen dus nieuwe berekeningen moeten worden uitgevoerd die per
sector in beeid gebracht moeten worden. Dit betekent verder dat de regels die hierop betrekking
hebben moeten komen te vervallen.
Beoordeling
a. Verkleining vestigingsgebied niet deugdelijk gemotiveerd.
De in dit kader in de zienswijze opgenomen motivering wordt onderbouwd middels een nadere
stedenbouwkundige beschouwing van een stedenbouwkundig bureau, hierna kortweg notitie. De op
deze notitie gebaseerde conclusies worden echter van deze zijde niet gedeeld. In het rapport zijn
alleen die aspecten er uit gefilterd die in positieve zin uitpakken voor reclamante. Vaak zijn deze
aspecten sectoraal van aard terwijl het in principe gaat om een integrale afweging. In een enkel geval
is er zelfs sprake van een onjuiste interpretatie
Beweerd wordt onder andere dat in het ruimtelijk onderzoek staat dat de locatie van reclamante tot
het lager gewaardeerde 'planmatige landschap' wordt gerekend, het type landschap waar vestiging
van glastuinbouw in principe uitstekend kan worden ingepast. In het ruimtelijk onderzoek staat echter
dat slechts een deel van de locatie van reclamante tot het planmatige landschap van de
heideontginningen behoort en het overige deel behoort tot het meer waardevolle oude
zandlandschap Daarnaast is in het ruimtelijk onderzoek duidelijk weergegeven dat een deel van de
locatie van reclamante niet tot de heide(ontginning) behoorde, maar een oude akker betreft die
hoorde bij het aangrenzende rijksmonument aan de Brielsedreef 82. Het ruimtelijk onderzoek is dan
ook onjuist geïnterpreteerd. Nu de als bijlage bij de zienswijze gevoegde notitie voor een groot deel
hierop gebaseerd is komt deze misvatting herhaaldelijk terug.
Dat het ruimtelijk deelonderzoek onzorgvuldig is beoordeeld blijkt ook uit de stelling van de opstellers
van de notitie. De stelling is dat de argumenten die door de gemeente worden ingezet tegen de
locatie van reclamante, te weten dat de aanwezige waarden in het gebied met zich meebrengen dat
het vestigingsgebied moet worden verkleind, vreemd genoeg niet gelden voor andere situaties, onder
meer voor de locatie zuidelijk van de Overveldsestraat, waar zelfs hoger gewaardeerde delen van het
'oude zandlandschap' wél binnen het (verkleinde) vestigingsgebied zijn opgenomen.
Op pagina 67 van het ruimtelijk deelonderzoek is uitgelegd dat het gebied voor de locatie zuidelijk van
de Overveldsestraat reeds lange tijd de status van vestigingsgebied heeft en op basis daarvan ter
plaatse van dit gebied een tweetal glastuinbouwbedrijven zijn gevestigd. De gemeente heeft altijd
gesteld de bestaande glastuinbouwbedrijven te zullen respecteren. Waren hier geen bedrijven
gevestigd dan hadden wij ook dit gebied niet in het vestigingsgebied meegenomen, vanwege de
aanwezige waarden. Het betreffende gebied is overigens ten opzichte van de begrenzing van de
provincie in de Verordening ruimte echter wel verkleind.
Ten aanzien van de ruimtelijke inpassing van glastuinbouw op de locatie van reclamante wordt de
geïsoleerde ligging van de locatie in de notitie volkomen uit zijn verband gerukt en slechts sectoraal
vertaald In de notitie wordt beweerd dat door de gemeente gesteld is dat ruimtelijke inpassing van
glastuinbouw op de die locatie niet mogelijk is vanwege de geïsoleerde ligging. In de gemeentelijke
opvatting (uit integraal advies BRO) wordt (voor beoordeling van de wenselijkheid van
glastuinbouwontwikkelruimte) eerst naar economisch nut en noodzaak van ontwikkelruimte voor
glastuinbouw gekeken, vervolgens naar het maatschappelijk draagvlak en tenslotte (als nut en
noodzaak en vervolgens draagvlak zijn aangetoond) of de ontwikkeling op ruimtelijk verantwoorde
wijze kan worden vormgegeven. Hierbij wordt tot de integrale slotconclusie gekomen dat het
glastuinbouwvestigingsgebied met een kleinere omvang vooralsnog (in elk geval in de komende
-31-