d. 10 001 m3 of meer: per m3 0,34
(met een minimum van 3.700,00)
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1De belasting als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of,
zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in
artikel 2 in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel
twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het
tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3 Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in
artikel 2 in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel
twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het
tijdstip van beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
5. Belastingbedragen tot 10,00 worden niet geheven Voor de toepassing van de vorige volzin
wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één
belastingbedrag
Artikel 10 Termijnen van betaling
1 In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen
worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de
tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.
2. Het bedrag inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar in twee gelijke termijnen waarvan
de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste
vervaldatum.
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van
alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan 10.000 dat dit bedrag en
een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de
maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
4 In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid geldt, ingeval machtiging is
verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde
-7-