De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h
wethouders;
van de Gemeentewet;
BESLUIT:
vast te stellen de
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE
INVORDERING VAN ONROERENDE-
ZAAKBELASTINGEN
Artikel 1 Belastingplicht
1Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden ter zake van binnen de gemeente
gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een
onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens
eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen:
gebruikersbelasting;
b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een
onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te
noemen: eigenarenbelasting.
2. Bij de gebruikersbelasting wordt:
a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven
(hierna: de gebruiker), aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik
heeft gegeven (hierna: de gebruikgever);de gebruikgever is bevoegd de belasting als
zodanig te verhalen op de gebruiker;
b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt
als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene
die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als
zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom,
bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig
in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen
genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
1