II. Een ondertekening als bedoeld in het vorige lid is pas geldig als naast de handtekening tevens de naam, het adres en de geboortedatum, volgens de GBA, van de ingezetene worden vermeld. III. Digitale handtekeningen zijn niet geldig. Artikel 5 1. Het burgerinitiatief bevat een voorstel aan de raad voor een door de raad te nemen besluit, voorzien van een motivering. 2. De initiatiefnemer vermeldt het te bereiken doel en de naar zijn mening noodzakelijke middelen om dit doel te bereiken. Tevens vermeldt hij een globale raming van de kosten die met de uitvoering gemoeid zullen zijn. 3. Het burgerinitiatief vermeldt de naam, adres en de geboortedatum van minimaal een en maximaal drie ingezetenen die als initiatiefnemers optreden. Artikel 6 1. De voorzitter van de raad toetst een burgerinitiatief aan de eisen als bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 en kan, indien het burgerinitiatief naar zijn oordeel niet aan deze eisen voldoet, besluiten het burgerinitiatief niet naar de raad door te geleiden. 2. Indien een burgerinitiatief niet voldoet aan de eisen bedoeld in de artikelen 4 en 5 stelt de voorzitter van de raad voordat hij een besluit neemt als bedoeld in het eerste lid de initiatiefnemers bedoeld in artikel 5, derde lid, gedurende een termijn van ten hoogste vier weken in de gelegenheid om de vastgestelde gebreken te herstellen. 3. De termijn in het tweede lid vangt aan met ingang van de datum van dagtekening van de schriftelijke mededeling bedoeld in het tweede lid. 4. De voorzitter van de raad deelt de initiatiefnemers schriftelijk mede of hij het burgerinitiatief wel of niet naar de raad zal doorgeleiden. Artikel 7 1. De voorzitter van de raad informeert het Fractievoorzittersoverleg in de eerstvolgende vergadering van dit overleg over een ontvangen burgerinitiatief, tenzij de agenda hiervoor reeds is verzonden. 2. Het Fractievoorzittersoverleg adviseert de voorzitter van de raad over de vraag aan welke raadscommissie een door de voorzitter van de raad doorgeleid burgerinitiatief voor advies wordt voorgelegd, waarna de voorzitter van de raad hierover besluit. 3. De voorzitter van de raad zendt het voorstel, op de juiste wijze geredigeerd, voor advies aan een door hem aangewezen raadscommissie. Tevens zendt hij het voorstel aan het college van burgemeester en wethouders. 4. Alvorens de raadscommissie zijn advies aan de raad uitbrengt, wordt het college in de gelegenheid gesteld een advies aan de commissie te zenden. Het college krijgt hiervoor zes weken de gelegenheid, te rekenen vanaf de dag waarop het initiatiefvoorstel van de voorzitter van de raad is ontvangen. 5. De raadscommissie agendeert het voorstel voor zijn eerstvolgende reguliere vergadering, nadat het advies van het college is ontvangen, tenzij de uitnodiging en agenda voor deze vergadering al is verzonden. 6 De voorzitter van de raadscommissie stelt een of meer initiatiefnemers, als bedoeld in artikel 5, derde lid, in de gelegenheid om deel te nemen aan de beraadslaging in de commissie over het burgerinitiatief. 7. De Raad besluit over het initiatiefvoorstel in de eerstvolgende reguliere vergadering nadat de commissie hierover advies heeft uitgebracht, tenzij de agenda hiervoor reeds is verzonden. 8. In bijzondere omstandigheden kan de voorzitter van de raad toestemming verlenen om van de, in lid 14, 5 en 6 gestelde termijnen af te wijken. 9. De voorzitter van de raad informeert de initiatiefnemer over de procedurele behandeling alsmede over het uiteindelijke besluit van de raad. Artikel 8 1. De voorzitter van de raad stelt de vertegenwoordigers bedoeld in artikel 5, derde lid, binnen twee weken na de datum van de raadsvergadering waarin besluitvorming over het burgerinitiatief heeft plaatsgevonden schriftelijk in kennis van het raadsbesluit. Indien de raad geheel of gedeeltelijk afwijkt van het burgerinitiatief geeft hij de redenen daarvoor aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2014 | | pagina 11