Gemeente Breda
Raadsbesluit Registratienr: 42093]
Hoofdstuk 2: Toelating van nieuwe leden en fracties benoeming wethouders
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging
1. Er is een commissie voor:
a. het onderzoeken van de aan de raad ingezonden geloofsbrieven van een tot lid van de raad
benoemde en van de overige door de Kieswet geëiste stukken, welke met de geloofsbrieven zijn
overgelegd;
b. het onderzoeken van de benoembaarheid van de kandidaten die aan de raad worden voorgesteld om
te worden benoemd tot wethouder, waarbij getoetst wordt of de kandidaat voldoet aan de eisen van
de Gemeentewet en de door de raad voor wethouders vastgestelde gedragscode en waarbij
betrokken wordt het door de kandidaat of diens partij overgelegde rapport betreffende de risico
analyse integriteit.
2. Deze commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden, te benoemen door en uit de raad in de
eerste vergadering van elke zittingsperiode. Bij ontstentenis van één van deze leden van de
commissie wordt deze vervangen door een door en uit de raad te benoemen plaatsvervangend lid.
3. De benoeming geschiedt voor de duur van de zittingsperiode van de raad en gaat in op het tijdstip
waarop deze wordt aanvaard.
4. De voorzitter en de leden van deze commissie kunnen te allen tijde tussentijds ontslag vragen.
5. De raad kan te allen tijde tussentijds aan de voorzitter of een lid van de commissie, anders dan op
eigen verzoek, ontslag verlenen.
6. Degene die ophoudt lid van de raad te zijn, houdt tevens op voorzitter of lid van de commissie te zijn.
7. Alleen degene aan wie op zijn verzoek ontslag wordt verleend, blijft als voorzitter of als lid deel
uitmaken van de commissie totdat de opvolger de benoeming heeft aanvaard.
Artikel 7
1. Bij elke benoeming van nieuwe leden onderzoekt de commissie de geloofsbrieven, de daarop
betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van het
stembureau.
2. De commissie brengt na haar onderzoek schriftelijk verslag uit aan de raad omtrent de
benoembaarheid van de kandidaat. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een
minderheidsstandpunt.
3. De raad besluit daarna in dezelfde vergadering, behoudens in het geval voorzien in artikel 32, vierde
lid, van de Gemeentewet, over de toelating van de benoemde of, indien uitstel nodig wordt geacht, op
een daartoe door de raad op voorstel van de voorzitter te bepalen tijdstip.
4. De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn functie volgens
de Kieswet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te leggen.
5. Bij de benoeming van een wethouder is de werkwijze van de commissie overeenkomstig het tweede
lid.
Artikel 8 Fractie
1. De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard,
worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één
lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.
2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie binnen de raad deze
aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de
kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter
mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden,
worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.
Artikel 9 Fractie, wijzigingen
1. Indien:
- één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden,
- twee of meer fracties als één fractie gaan optreden,
- één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie,
wordt hiervan door de fractie(s) die het aangaat zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan
aan de voorzitter, onder vermelding van de (nieuwe) naam van de fractie.
2. Met de onder lid 1 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de
eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.