Gemeente Breda
Raadsvoorstel Registratienr: 42272]
Agendapuntnummer: j -l- Aantal bijlagen:
Onderwerp
Wet Markt en Overheid
Voorgesteld besluit
1Het vaststellen van de volgende economische activiteiten die plaatsvinden in het algemeen belang als
bedoeld in artikel 25h, vijfde lid, van de Mededingingswet:
a. de activiteiten van Stichting Werk aan de Wijk;
b. het exploiteren van fietsenstallingen;
c. het exploiteren van parkeergarages en straatparkeren;
d. het exploiteren van binnen- en buitensportaccommodaties,
e. het verhuren/in gebruik geven van maatschappelijk vastgoed;
f. het verhuren antikraak;
g het inzamelen van bedrijfsafval.
Inleiding
Op 1 juli 2012 is de Wet Markt en Overheid (verder: Wet MenO) in werking getreden. De Wet MenO heeft
tot doel zo gelijk mogelijke conburrentieverhoudingen tussen overheden en bedrijven te creëren.
Concurrentievervalsing kan ontstaan, omdat overheden vanuit hun publieke functie concurrentievoordelen
kunnen hebben en daarmee in staat zijn goederen of diensten aan te bieden voor een lagere prijs dan
concurrerende ondernemingen.
Het begrip "economische activiteit" staat centraal in de Wet MenO. Onder dit begrip wordt verstaan:
iedere activiteit die bestaat uit het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt, dat wil
zeggen in concurrentie met ondernemingen.
Voor het vaststellen of een overheid al dan niet een economische activiteit verricht, is de aard van de
activiteit bepalend. Uit de jurisprudentie valt op te maken dat in dit kader onder meer van belang is het
doel waarmee de activiteiten worden verricht en de regels waaraan de activiteiten zijn onderworpen. De
overheid kan handelen in de uitoefening van openbaar gezag. Als dat het geval is, verricht zij geen
economische activiteit. Het gaat daarbij om de typische overheidstaken, zoals het beheer en onderhoud
van de openbare ruimte, vergunningverlening en de uitgifte van identificatiedocumenten. Evenmin is er
sprake van een economische activiteit, indien diensten worden verricht of goederen worden geleverd
binnen de eigen overheidsorganisatie (zelfvoorziening).
Om concurrentievervalsing tussen overheden en ondernemingen te voorkomen, zijn bij de Wet MenO in
hoofdstuk 4B van de Mededingingswet (verder: Mw) vier gedragsregels opgenomen waaraan
bestuursorganen (overheden) zich moeten houden wanneer zij zelf of via hun overheidsbedrijven
economische activiteiten verrichten.
De vier gedragsregels zijn:
Integrale kostendoorberekening
Overheden moeten ten minste de integrale kosten van hun goederen of diensten in hun tarieven
doorberekenen (artikel 25i, eerste lid, Mw);
Bevoordelingsverbod van overheidsbedrijven
Overheden mogen hun eigen overheidsbedrijven niet bevoordelen boven concurrerende bedrijven
(artikel 25j, eerste lid. Mw):
Gegevensgebruik
Overheden mogen de gegevens waarover ze beschikken alleen hergebruiken voor andere,
economische activiteiten als andere organisaties of bedrijven ook (onder dezelfde voorwaarden)
over de gegevens kunnen beschikken (artikel 25k Mw);
Functiescheiding
Op het moment dat een overheid bij bepaalde economische activiteiten een bestuurlijke rol heeft
en ook zelf die economische activiteiten uitvoert, dan mogen niet dezelfde personen betrokken
zijn bij de bestuurlijke en de economische activiteiten van die organisatie (artikel 25I Mw).
r-i