Gemeente Breda
en A.J. van Hal.
Inhoud zienswijze
Appellanten hebben problemen met het verdraaien van het thans tegenover hun woningen
gelegen trapveldje en het gegeven dat daarvoor een voorziening, in de vorm van een 3 meter
hoog hekwerk, moet worden getroffen. Zij verzoeken dan ook de ligging van het huidige veld te
handhaven dan wel dit enigszins verder het veld in te leggen, zodat aan de straatkant een
mogelijkheid bestaat een natuurstrook aan te leggen zodat het uitzicht wordt verfraaid maar er wel
zicht blijft op het trapveldje.
Beoordeling
Het trapveldje blijft in zijn huidige vorm en situering gehandhaafd. Hierbij zal echter een klein deel
van het huidige trapveldje aan de noordgrens van het plangebied aangewend worden voor de
aanleg van een wandelpad. De voorziene ballenvanger langs het Hoeveneind kan hiermee komen
te vervallen. De verbeelding is hierop aangepast.
Conclusie.
Deze zienswijze gegrond te verklaren.
2 t/m 6 P.H.M Piters-Megens, W.A.P van Berkel, Familie Van Hal, Familie Lensvelt en M C
Evers
Inhoud zienswijze
1Het uitzicht wordt door de voorgenomen bebouwing fors gehinderd. Hierdoor wordt de
waarde van de woningen van appellanten aangetast en zij zullen dan ook planschade indienen
als de plannen doorgang vinden
2 De bestemmingsplanregels zijn te ruim om de beoogde kwaliteit (aansluiting bij de
bestaande structuur) te waarborgen.
3 De hoogte van de voorgestane bebouwing is hoger dan die in de omgeving en ook hoger
dan de historische boerderijen aan het Hoeveneind Verzoeken de maximale bouwhoogten te
verlagen van 12 naar 9 meter.
4. Het bouwvolume (1500 m3) is dusdanig hoog dat er volgens appellanten te veel
bebouwing mogelijk is (500 m2 vloeroppervlak). Deze maat zou volgens appellanten niet
aansluiten bij de boerderijen aan het Hoeveneind en ook niet bij de bebouwde omgeving.
5. Voor de bewoners en wandelaars zuidelijk van Steenbergen wordt door de bebouwing het
zicht geheel ontnomen. Verzoeken om een heroverweging van de locatie en stellen voor de
geplande houtwal langs de noordelijke bestemmingsgrens in te korten.
6. Het is onduidelijk of de daken ook platte stukken mogen bevatten. Verzoeken de regels in
dit kader aan te scherpen zodat er alleen zadel- of mansardekappen ontstaan.
7 De uitrit van het complex is nu gepland tegenover Hoeveneind 16. Het zou logischer zijn
deze tegenover Steenbergen te situeren enerzijds vanuit verkeersveiligheid en anderzijds vanuit
hinder van koplampen van wegrijdende auto's die bij de woning binnen schijnen.
8. Vanuit de landschappelijke kwaliteit wordt gevraagd om een nadere omschrijving van de
beoogde bebouwing en de inrichting van het erf in een vastgesteld beeldkwaliteitsplan.
9 Een van de appellanten heeft bezwaar tegen het trapveldje. Appellant vraagt zich af
waarom er geen trapveldje wordt gelegd tussen het voormalig gemeentehuis en de
brandweerkazerne. Het ligt meer centraal en hier doen zich geen verkeersveiligheidsproblemen
voor.
Beoordeling
1 Op grond van vaste jurisprudentie bestaat er geen recht op vrij uitzicht en hoeft hiermee
dan ook formeel geen rekening te worden gehouden. Beperking van uitzicht kan echter wel
aanleiding zijn tot het uitkeren van planschade Bij het opzetten van het onderhavige plan is
echter wel zoveel als mogelijk rekening gehouden met de belangen van de omwonenden en is het
bouwvlak voor met name de 4 geclusterde woningen zodanig gesitueerd dat er vanuit de
woningen nog doorzichten zijn naar het achterliggende gebied Het noordwestelijk doorzicht naar
de open veenpolder is het meest waardevol en dat is dan ook het meest breed gehouden. Voor
met name de woningen die recht tegenover de bouwlocatie zijn gelegen zal het zicht wijzigen en
Raadsvoorstel Registratienr: 42121]
1 H.J.G. Otten, familie De Hoop, W A. Herrijgers, J.A.C. van Haperen, D. Hakkaart, C. van Koolwijk
w