Artikel 6 Belastingtarieven
1Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt 300,30 per vestiging.
2. Voor zover de WOZ-waarde van de vestiging meer bedraagt dan 231.000, wordt de in het vorige lid
genoemde bedrag vermeerderd met 1,30 per €1.000,- WOZ-waarde.
3. De reclamebelasting bedraagt maximaal 750,- per vestiging.
4. Indien de WOZ-waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd
indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.
Artikel 7 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak of zo dit later is, bij de aanvang van
de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld
bij de aanvang van de belastingplicht.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting
verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van dat jaar als er in dat jaar, na het tijdstip van de
aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor
zoveel twaalfde gedeelten van dat jaar als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
1In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden
betaald in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand