99
h. openbare aankondigingen aangebracht door publiekrechtelijke rechtspersonen in de
uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;
i. openbare aankondigingen die uitsluitend dienen ten behoeve van algemene bewegwijzering
en of ten behoeve de regulering van het verkeer over openbare land- of waterwegen;
j. openbare aankondigingen, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon worden
gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van roerende of onroerende zaken;
k. openbare aankondigingen die zijn aangebracht door tussenkomst van een natuurlijke
persoon of rechtspersoon die zijn beroep of bedrijf maakt van ten behoeve van derden tegen
vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op daartoe beschikbaar gestelde
oppervlakken;
I. openbare aankondigingen waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst
betaling aan de gemeente moet geschieden dan wel een vergoeding aan de gemeente
verschuldigd is;
m. openbare aankondigingen aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en
moskeeën en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;
n. openbare aankondigingen die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of
daarmee gelijk gestelde lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking
hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel
belang dienen;
0. openbare aankondigingen die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel
belang dienen.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarieven
1De reclamebelasting wordt geheven per vestiging waar een openbare aankondiging is
geplaatst of waar een openbare aankondiging is aangebracht.
2. Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 van de Wet
WOZ, bedraagt de heffingsmaatstaf een vast bedrag, vermeerderd met een bedrag dat
afhankelijk is van de WOZ-waarde die geldt voor het belastingtijdvak.
3. In afwijking van het tweede lid, bedraagt de heffingsmaatstaf, indien de vestiging deel
uitmaakt van één onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 Wet WOZ, een vast bedrag
vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de vastgestelde WOZ-
waarde dat aan de vestiging is toegerekend.
4. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van de
delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar
zijn aan woondoeleinden.
5. Indien met betrekking tot een vestiging geen WOZ-waarde is vastgesteld, wordt de
heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het
bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ.