Artikel 3. Kaders stellen 1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast. 2. De raad stelt per programma vast: (waar mogelijk) de beoogde maatschappelijke effecten: wat willen we bereiken? de te leveren prestaties: wat gaan we daarvoor doen? de baten en lasten: wat mag het kosten? 3. De raad stelt per programma indicatoren vast met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren prestaties. 4. Het college biedt de raad een voorstel aan voor het beleid en de financiële uitgangspunten van de (meerjaren)begroting. De raad stelt deze kaders vast. 5. Het college doet de raad jaarlijks, gelijktijdig of geïntegreerd met de in artikel 3.4 genoemde kaders, een voorstel voor de aanpassing van de tarieven van belastingen, rechten en heffingen. Artikel 4. Begroten 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en de baten per programma. 2. Bij de uiteenzetting van het financieel meerjarenbeeld van de begroting wordt het investeringsvolume voor het begrotingsjaar en voor de jaren daarna opgenomen. 3. Bij het vaststellen van de begroting autoriseert de raad als uitgangspunt alle investeringskredieten voor bedrijfsmiddelen, vervanging en alle overige investeringen €1 miljoen behoudens de investeringen waarvan zij hebben aangegeven op een later tijdstip een apart voorstel te willen ontvangen. 3. Begrotingswijzigingen worden verzameld en een aantal keer per jaar aan de raad voorgelegd. Deze wijzigingen zijn opgebouwd uit: Wijzigingen waarvoor autorisatie van de raad noodzakelijk is o Wijzigingen als gevolg van raadsbesluiten; o Wijzigingen zoals aangegeven in tussentijdse rapportages die onderdeel uitmaken van de financiële beleidscyclus; Wijzigingen waarover de raad wordt geïnformeerd o Wijzigingen als gevolg van collegebesluiten; o Technische wijzigingen; Hierbij is geen sprake van een wijziging in het beleid, maar gaat het om het formaliseren van administratieve aanpassingen. De definitieve beschikking over de middelen vindt plaats na vaststelling van de begrotingswijziging door de raad. 5. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Artikel 5. Rapporteren en Verantwoorden 5.1. Tussentijdse rapportages 1 De tussentijdse rapportages hebben als uitgangspunt dat de indeling van de begroting wordt gevolgd. 2. Het college informeert de raad door middel van twee tussentijdse Bestuursrapportages over de realisatie van de begroting. Zowel over de doelen als de besteding van de middelen. Deze rapportages betreffen in ieder geval: a) Afwijkingen op inhoud en tijdsaspect op hoofdlijnen ten opzichte van de vastgestelde beleidsinhoudelijke en financiële aspecten van de begroting. 3

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2016 | | pagina 30