Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 44817]
Hoofdstuk 2: Toelating van nieuwe leden en fracties/benoeming wethouders
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging
1. Er is, gebaseerd op artikel 84 Gemeentewet, een commissie voor:
a. het onderzoeken van de aan de raad ingezonden geloofsbrieven van een tot lid van de raad
benoemde en van de overige door de Kieswet geëiste stukken, welke met de geloofsbrieven zijn
overgelegd;
b. het onderzoeken van de benoembaarheid van de kandidaten die aan de raad worden voorgesteld
om te worden benoemd tot wethouder, waarbij getoetst wordt of de kandidaat voldoet aan de
eisen van de Gemeentewet en de door de raad voor wethouders vastgestelde gedragscode en
waarbij betrokken wordt het door de kandidaat of diens partij overgelegde rapport betreffende de
risico-analyse integriteit.
2. Deze commissie bestaat uit een commissievoorzitter en twee leden, te benoemen door en uit de
raad in de eerste vergadering van elke zittingsperiode. Bij ontstentenis van één van deze ieden
van de commissie wordt deze vervangen door een door en uit de raad te benoemen
plaatsvervangend lid.
3. De benoeming geschiedt voor de duur van de zittingsperiode van de raad en gaat in op het
tijdstip waarop deze wordt aanvaard.
4. De commissievoorzitter en de leden kunnen te allen tijde tussentijds ontslag vragen.
5. De raad kan te allen tijde tussentijds aan de commissievoorzitter of een lid, anders dan op eigen
verzoek, ontslag verlenen.
6. Degene die ophoudt lid van de raad te zijn, houdt tevens op commissievoorzitter of lid van de
commissie te zijn.
7. Alleen degene aan wie op zijn verzoek ontslag wordt verleend, blijft als commissievoorzitter of als
lid deel uitmaken van de commissie totdat de opvolger de benoeming heeft aanvaard.
Artikel 7 Benoeming en toelating
1. Bij elke benoeming van nieuwe leden onderzoekt de commissie de geloofsbrieven, de daarop
betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van het
stembureau.
2. De commissie brengt na haar onderzoek schriftelijk verslag uit aan de raad omtrent de
benoembaarheid van de kandidaat. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een
minderheidsstandpunt.
3. De raad besluit daarna in dezelfde vergadering, behoudens in het geval voorzien in artikel 32,
vierde lid, van de Gemeentewet, over de toelating van de benoemde of, indien uitstel nodig wordt
geacht, op een daartoe door de raad op voorstel van de voorzitter te bepalen tijdstip.
4. De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn functie
volgens de Kieswet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te
leggen.
5. Bij de benoeming van een wethouder is de werkwijze van de commissie overeenkomstig het
tweede lid.
Artikel 8 Fractie
1. De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard,
worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts
één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.
2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie binnen de raad
deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt
de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in
de raad wil voeren.
3. De namen van degenen die als fractievoorzitter en als diens plaatsvervanger optreden, worden
zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter
-2