Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 44817]
c. het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat
betreft dat (sub)amendement, die motie of dat initiatiefvoorstel.
5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft
gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.
Artikel 24 Handhaving orde, schorsing
1. De voorzitter roept het lid of een ander persoon als bedoeld in artikel 26, die het woord voert over
een aan de orde gesteld onderwerp en die naar zijn mening de orde van de vergadering
verstoort, hetzij door af te wijken van het onderwerp der beraadslaging, hetzij door zich niet
toelaatbare uitdrukkingen te veroorloven, hetzij anderszins, tot de orde.
2. Het niet naleven van het bepaalde in dit reglement wordt voor het toepassen van het bepaalde in
het eerste lid mede ais het verstoren van de orde beschouwd.
3. Wanneer een lid of een ander persoon als bedoeld in artikel 26, die overeenkomstig het bepaalde
in het eerste lid tot de orde is geroepen, voortgaat met het verstoren van de orde, ontneemt de
voorzitter hem het woord,
4. Het lid of de persoon aan wie de voorzitter het woord heeft ontnomen, kan over het op dat
moment in die vergadering ter behandeling aan de orde zijnde onderwerp niet meer aan de
beraadslaging deelnemen.
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 26 van de Gemeentewet kan de voorzitter in het belang van
de orde de vergadering schorsen dan wel voortijdig sluiten.
Artikel 25 Beraadslaging, schorsing
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de
beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de
gelegenheid te geven tot onderling beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de
schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen
De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden deelnemen aan de
beraadslaging.
Artikel 27 Stemverklaring
Voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te
motiveren.
Artikel 28 Beslissing
1Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de
beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.
2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele (subamendementen
en moties, de stemming plaats over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, tenzij geen
stemming wordt gevraagd.
3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het
voorstel over de te nemen eindbeslissing.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 29 Algemene bepalingen overstemmingen
1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd Indien geen stemming wordt gevraagd en ook
de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aangenomen.
2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht
willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.
3. Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.
4. Indien er hoofdelijke stemming wordt aangevraagd, roept de voorzitter de leden bij naam op hun
stem uitte brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is
aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst. De
leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige
toevoeging.
5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan
de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.
-6