Gemeente Breda
d. Boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven met een minimale
hoogte van 200 centimeter en een duidelijke - al dan niet betakte - stam en een duidelijke
kroon, met dien verstande dat, indien een duidelijke kroon ontbreekt als gevolg van het
knotten deze houtopstand tevens wordt aangemerkt als boom.
e. Boom op basis van herplant- en instandhoudingsplicht: boom die is aangelegd op basis
van aan de omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden verbonden
voorschrift tot herplant en instandhouding.
f. Boomvormers: Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één
of meer hoofdtakken.
g. Dendrologie: de studie van bomen, heesters en in het algemeen houtachtige gewassen.
h. Dunnen: onderhouds- c.q. beheermaatregel binnen een Landschapselement, in de vorm
van kap als verzorgingsmaatrege! ter bevordering van de groei en instandhouding van de
overblijvende houtopstand waardoor een betere structuur in de houtopstand wordt
gecreëerd, met als doel, naast eventuele houtoogst, het bevorderen van de
groeiomstandigheden (zowel boven- als ondergronds) van de overblijvende
houtopstanden en eventueel het beïnvloeden van de soortensamenstelling ter verbetering
en bestendiging van het ecologisch functioneren van de houtopstand, een en ander met
behoud van het boskarakter.
i. Groengebied: Een gebied met een duidelijke ruimtelijke samenhang en begrenzing, waarin
zich meerdere bomen bevinden en dat een uitgesproken groene functie heeft en/of
specifiek is ingericht ten behoeve van een kwalitatieve verblijfservaring in het groen.
j. Herplantplan: Plan waaruit blijkt dat door herplant van een houtopstand een evenredige
compensatie plaats vindt van de waarde(n) die met het vellen van een waardevolle
houtopstand verloren gaat/gaan.
k. Houtopstanden: Een of meer bomen, boomvormers, andere houtachtige gewassen,
Groengebieden en/of Landschapselementen.
I. Kruidlaag: Vegetatielaag tot maximaal 135 centimeter hoog, gelegen tussen struiklaag en
moslaag, waarin zich vooral kruidachtige planten bevinden en jonge planten die kunnen
doorgroeien naar de struik- of boomlaag.
m. Landschapselement: Een lijn- of vlakvormig element dat bestaat uit één of meer bomen,
een struiklaag, een kruidlaag, een moslaag en/of een strooisellaag.
n. Moslaag: Vegetatielaag van planten tot maximaal 10 centimeter hoog, waar vooral
mossen, schimmels en kiemplanten groeien,
o. Periodiek regulier onderhoud: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen
hakhout.
p. Strooisellaag: Dat deel van de bodem waar afgevallen bladeren, vruchten en ander
organisch materiaal ter plaatse verteren (ook wel humus genoemd),
q. Struiklaag: Vegetatielaag tot maximaal 800 centimeter hoog, gelegen tussen boomlaag en
kruidlaag, waarin zich vooral struiken, klimplanten en jonge bomen bevinden,
r. Vellen: rooien; kappen; kandelaberen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent
van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van knotten of kandelaberen; het verrichten
van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die tot de dood, ernstige beschadiging of
ernstige ontsiering van de houtopstand kunnen leiden,
s. Waardevolle houtopstanden: Houtopstanden die op basis van aanwezige waarde(n)
worden beschouwd als behoudenswaardig en/of houtopstanden die zijn/moeten worden
aangeplant op basis van een herplantplicht.
Artikel 4:7 Waardevolle houtopstanden
1Het college wijst houtopstanden aan als Waardevolle houtopstanden op basis van één of meer
van de volgende waarden:
a. Cultuurhistorie;
b. Stedenbouw en/of landschap;
c. Ecologie;
d. Klimaat;
e. Dendrologie.
2. Het college wijst houtopstanden aan als Waardevolle houtopstanden als deze houtopstanden
zijn/moeten worden aangeplant op basis van een herplantplicht, als bedoeld in artikel 4.11.
3. De Waardevolle houtopstanden worden na aanwijzing als bedoeld in lid 1 en 2, opgenomen op
de 'Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden' (bijlage 1).
Raadsbesluit Registratienr: 44803]
-2