Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 44711]
De berekening is derhalve uitgevoerd met een groter aantal motorvoertuigen, waardoor de situatie qua
luchtkwaliteit ongunstiger is berekend. De conclusie vanuit de NIBM-tool blijft gelijk.
Conclusie
Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Samenvatting 4.6.
Zicht- en zonbelemmering
De forse bouw van met name de ten zuiden en oosten van reclamants woning geprojecteerde bouwdelen
G en H zorgen voor een forse afname van zicht en bezonning en werpen gedurende de gehele dag
schaduw. Dit geldt met name voor bouwdeel H, dat hoger is dan de bestaande bebouwing en gelegen ten
zuiden van de woning.
Bouwdeel H maakt daarnaast een forse inbreuk op stedenbouwkundig karakter van de directe omgeving,
te weten de aangrenzende en nabijgelegen woningen en daarmee wordt het (vrije) uitzicht en de privacy
van reclamant geschaad. Reclamant dreigt ingesloten te raken tussen hoge gebouwen en de woning en
het perceel worden als het ware opgeslokt.
Beoordeling
Ad 4.6.
Voor ons oordeel wordt verwezen naar het gestelde onder beoordeling 1.4.
In aanvulling daarop wordt gesteld dat het tot op heden geldende bestemmingsplan aan de initiatiefnemer
de mogelijkheid laat om (gemeten aan de hand van de beschikbare ondergrond) op 6,2 meter van de
oostelijke perceelgrens en 5,1 meter van de zuidelijke perceelgrens van het perceel van reclamant tot 12
meter hoog te bouwen.
In het nu voorliggende bestemmingsplan wordt deze bouwhoogte en de afstand tot de perceelgrens
aangepast. Aan de oostzijde is bebouwing toegestaan vanaf 24,0 meter van de perceelgrens met een
maximale hoogte van 9 meter. Aan de zuidzijde wordt de afstand ten minste 4,9 meter maar wordt de
hoogte beperkt tot 7 meter. Enkel ten zuidoosten van de zuidoostelijke hoek van het perceel is op een
afstand van tenminste 5,1 meter een hoogte van 12 meter toegestaan.
Het voorliggende bestemmingsplan biedt voor de reclamant daarom meer zekerheid op goede bezonning
en zicht dan het huidige bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan benadeeld de reclamant
niet op een zodanige wijze dat van een onacceptabele aantasting kan worden gesproken.
Conclusie
Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Samenvatting 4.1.
Er heeft de afgelopen jaren veelvuldig overleg plaatsgevonden met de schoolleiding, de architect en de
projectleiding en reclamant waarbij is aangedrongen op aanpassing in verband met de bovengenoemde
argumenten. Uit het ontwerpbestemmingsplan blijkt volgens reclamant dat hiermee niets is gedaan. Het
plan is dan ook niet, zoals wel wordt gesuggereerd, 'in goed overleg' tot stand gekomen. Aangegeven zou
zijn dat de veroorzaakte inbreuk op de privacy van reclamant zoveel mogelijk voorkomen/beperkt zou
worden, doch in de toelichting en de regels is dit op geen enkele wijze verankerd.
Beoordeling
Ad 4.7.
In feite is dit onderdeel een samenvatting van alle behandelde onderdelen en voor ons oordeel
hieromtrent verwijzen dan ook naar onze gegeven beoordelingen.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond en leidt tot aanpassingen van de regels
en de verbeelding van het bestemmingsplan.
-16-