Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 44666] Beoordeling Ad 3.11 In het rapport van BTL Advies d.d. 1 juli 2015 staat op pagina 15 e.v. het volgende over vleermuizen: Alle soorten vleermuizen zijn strikt beschermd onder de Flora- en faunawet. Afhankelijk van de soort maken vleermuizen gebruik van openingen in gebouwen en bomen als vaste rust- en verblijfplaats. Gebouwbewonende soorten verblijven met name in spouwmuren, onder dakbetimmering of op zolders. Boombewonende soorten verblijven in holten, gaten of scheuren in voornamelijk grote, oudere bomen. Naast vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn ook structureel van belang zijnde foerageergebieden en vliegroutes beschermd. Vanwege het ontbreken van bebouwing in het plangebied is het voorkomen van verblijfplaatsen van gebouwbewonende soorten uit te sluiten. Verblijfplaatsen van boombewonende soorten vleermuizen zijn niet te verwachten, omdat in de bomen geen geschikte holten aanwezig zijn. Daarnaast geldt voor veel boombewonende soorten die in de omgeving van het plangebied zijn waargenomen, dat deze gebonden zijn aan een parkachtige omgeving en bosgebieden zoals het Mastbos, waar grotere aantallen bomen aanwezig zijn. Effecten op mogelijk aanwezige vaste verblijfplaatsen van vleermuizen is daarom niet aan de orde. Ook foerageergebied en vliegroutes zijn beschermd onder de Flora- en faunawet indien deze essentieel zijn voor het functioneren van de verblijfplaatsen. In het plangebied zijn geen doorgaande boomstructuren aanwezig, die dienst kunnen doen als vliegroute. Het plangebied is mogelijk in gebruik als foerageergebied door vleermuizen. In de omgeving is echter voldoende alternatief foerageergebied aanwezig, zoals de begraafplaats en de tuinen van de aangrenzende woningen. De groene ruimte van de nieuwbouw, met name de tuinen van de grondgebonden woningen, kan in de toekomst ook fungeren als foerageergebied. Aangegeven staat derhalve dat het gebied hooguit gebruikt wordt als foerageergebied voor vleermuizen Er is echter voldoende groen aanwezig in de omgeving en na de nieuwbouw (zoals de begraafplaats en de tuinen van de aangrenzende woningen) en is er dan ook voldoende alternatief foerageergebied Om die reden zijn er geen significante effecten te verwachten op vleermuizen. Voor ons bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan deze conclusie uit het rapport. In hetzelfde rapport staat op pagina 15 onder punt 4.1. het volgende over vogels: In de beplanting in het plangebied is geschikt broedhabitat aanwezig voor verschillende soorten algemeen voorkomende broedvogels, zoals de waargenomen merel en houtduif. Met deze broedvogels kan in het algemeen relatief makkelijk rekening worden gehouden door de beplanting buiten het broedseizoen te verwijderen. Wanneer deze tijdens het broedseizoen moet worden verwijderd, dan moet deze vooraf worden gecontroleerd op de aanwezigheid van in gebruik zijnde vogelnesten. Wij concluderen hieruit dat er ten aanzien van vogels geen beletsel wordt opgeworpen voor de voorgenomen planontwikkeling. In de tweede alinea van punt 4.1staat o.a. het volgende over mussen: dat er geen geschikte broedgelegenheid voor de mus aanwezig is en er ook geen nesten zijn waargenomen van andere vogels die een jaarronde status bezitten. Ook zijn in de bomen geen holten aanwezig. Vogels waarvan de nesten een jaarronde status hebben zijn evenmin waargenomen. Voor ons bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van dit onderdeel. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan Samenvatting 3.12 Het plan is in strijd met of houdt onvoldoende rekening met de waterhuishoudkundige aspecten. Uitgangspunt is over het algemeen om het 'hemelwater vast te houden, te bergen en af te voeren' en hiervan is niet voldoende gebleken. -16-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2016 | | pagina 53