Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 44666]
haalbaarheidsonderzoek voor het medisch centrum is dan ook niet nodig. In de inleiding is al aangegeven
dat de procedure van het bestemmingsplan en de procedure van de omgevingsvergunning met afwijking
gelijktijdig en onafhankelijk van elkaar gevolgd worden.
Overigens moet worden opgemerkt dat het begrip 'financieel-economische uitvoerbaarheid' betrekking
heeft op de uitvoerbaarheid van de in het bestemmingsplan voorgestane ontwikkelingen zonder dat een
nadere gemeentelijke financiële bijdrage noodzakelijk is.
Op 16 februari is tussen de gemeente Breda en WonenBreburg een overeenkomst over grondexploitatie
gesloten. In deze overeenkomst is vastgelegd dat de kosten die door de gemeente gemaakt moeten
worden in het kader van het opstellen en de procedure van het bestemmingsplan, door WonenBreburg
betaald worden. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening is een exploitatieplan in een dergelijk geval
niet meer nodig.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Samenvatting 3.15
Het plan kan geen goed woonklimaat garanderen voor zowel reclamanten en overige omwonenden als
toekomstige bewoners van de appartementen en nieuwe woningen. De belangen van reclamanten
worden onvoldoende meegewogen en zij worden onevenredig benadeeld door het plan: te intensieve
bebouwing, te veel verharding (o.a. de parkeerplaatsen op het binnenterrein), de afwatering is niet
afdoende en er worden te weinig groenvoorziening aangebracht. Ook worden de gezondheidsaspecten
onvoldoende in acht genomen. Tenslotte zal de verkeersaantrekkende werking van de woningen,
appartementen en het gezondheidscentrum, ook tijdens de bouw, hinder opleveren in de vorm van geluid,
uitlaatgassen, opstoppingen in de straat etc en reclamanten zullen hierdoor schade lijden.
Beoordeling
Ad 3.15
Voor een oordeel over dit onderdeel, dat in feite een samenvatting is van alle aangevoerde bezwaren,
verwijzen wij naar de beoordeling van de zienswijzen zoals hierboven genoemd.
Dat tijdens de bouw voorts sprake zal zijn van enige (over)-last is onvermijdelijk. Door partijen zal er naar
gestreefd worden dit tot een minimum te beperken.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Samenvatting 3.16
Reclamanten geven aan dat artikel 1.42 moet worden aangepast omdat de definitie van kamerverhuur
niet meer aansluit op de huidige tijd. Voorkomen moet worden dat de sociale huurwoningen worden
onderverhuurd aan studenten of andere personen danwel aan toeristen op basis van short stay (zoals
Airbnb). Kamerverhuur kan immers overlast veroorzaken en zorgen voor extra verkeersbewegingen en
parkeerbehoefte.
Het verhuur van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal twee
personen, de zogenaamde hospitaregeling, moet derhalve ook als kamerverhuur worden aangemerkt,
zodat dit voor de woonbestemming niet is toegestaan.
Artikel 9, sub c, moet dan ook worden aangepast en de verwijzing naar artikel 9, sub b onder 6 moet
vervallen.
Beoordeling
Ad 3.16
In alle bestemmingsplannen in Breda wordt de in artikel 1.42 genoemde definitie van kamerverhuur
gebruikt en is ons inziens zeer bruikbaar om ongebreidelde kamerverhuur te reguleren. In deze definitie is
o.a. aangegeven dat de eigenaar van de woning ook in de woning moet wonen en maximaal twee kamers
zonder eigen voorzieningen ter beschikking aan anderen mag stellen. In zo'n geval is geen sprake van
kamerverhuur waarbij de totale woning ter beschikking aan derden wordt gesteld, zonder dat de eigenaar
van de woning er ook woont. Deze juridische regeling is geheel in lijn met de doelstellingen van het
vastgestelde kamerverhuurbeleid.
Er is derhalve geen aanleiding om artikel 1.42 noch om artikel 9 aan te passen.
-18-