Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 44741] Beoordeling Ad 2.1. In de bestaande situatie is de planlocatie in particulier eigendom en niet openbaar toegankelijk, voor derden. Het betreft derhalve géén openbare speelvoorziening. Dit wordt door reclamant eveneens bevestigd doordat wordt verwezen naar een 'informeel' speelparadijs. Het feit dat door de kinderen in de wijk het braakliggend privéterrein in de afgelopen periode ais speeilocatie wordt gebruikt leidt dus niet tot een verplichting (noch voor de ontwikkelaar, noch voor de gemeente Breda) in het onderhavig bestemmingsplan om alternatieve speelplekken te realiseren of compenserende maatregelen te treffen. Een relatie met het park aan de Heuvelstraat en de wensen vanuit de omwonenden voor deze locatie heeft derhalve geen relatie tot de onderhavige bestemmingsplanprocedure. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan Samenvatting 2.2. Stedenbouwkundig plan Hef: stedenbouwkundig plan biedt geen duidelijkheid over de situering van de woningen en de kwaliteit die wordt beoogd. Daarmee kan op dit moment niet beoordeeld worden welke invloed de toekomstige woningen hebben op het woongenot van reclamant. De voorkeur van teclamant gaat uit van een variant waarbij de woningen achter elkaar worden gesitueerd of dat de woning aan de Haagweg plaatsmaakt voor één twee-onder-een-kapwoning zodat nog slechts twee vi ijsiaande woningen worden gerealiseerd op het achterterrein. Beoordeling Ad 2.2. Het verkavelingsvoorstel is tot stand gekomen op basis van een zorgvuldige stedenbouwkundige opzet en afweging. Gedurende het ontwerptraject is hierbij getracht om de wensen en zorgen van de omwonenden te vertalen in het planvoornemen. Onze conclusie is dat het plan in stedenbouwkundig opzicht acceptabel en passend is in de omgeving en er is niet gekozen voor de door reclamant voorgestelde verkavelingsopzet. Van belang is voorts dat het terrein verkaveld wordt in vier delen en dat op eik perceel bebouwing mogelijk is met een bebouwingspercentage van 50% en dat afstanden tot de perceelsgrenzen aangehouden moeten worden. Conclusie De zienswijze is ongegrond en. leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan Samenvatting 2.3. Bebouwingsmogelijkheden In de regels van het ontwerpbestemmingsplan is in artikel 3.2.1. lid b aangegeven dat per bouwperceel het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 50%, met een maximum van 400 m2 per bouwperceel. Op basis van de begripsbepaling is het bouwperceel een aaneengesloten stuk grond waar ingevolge de regels bepaalde bebouwing en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. Met deze omschrijving gelden de bebouwingsmogelijkheden voor het gehele bestemmingsvlak. Dit acht reclamant als onwenselijk. Beoordeling Ad 2.3. In artikel 1 sub 18 staat het begrip 'bouwperceel' omschreven als volgt: 'een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan'. Qe vrees van reclamant is naar verwachting gebaseerd op een misverstand Er is namelijk wel degelijk een onderscheid aanwezig tussen de bebouwingsmogelijkheden van een bouwperceel en een bestemmingsvlak. Er is weliswaar sprake van één bestemmingsvlak voor de enkelbestemming 'Wonen' maar op de verbeelding en de regels van het ontwerpbestemmingsplan zijn nadere randvoorwaarden opgenomen waar per bouwperceel aan dient te worden voldaan. Aangezien binnen het bestemmingsvlak vier vrijstaande woningen mogen worden gebouwd, zijn dus vier bouwpercelen toegestaan met ieder een bebouwingspercentage van 50%. -4-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2016 | | pagina 44