Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 44741]
Uit de regels van het ontwerpplan blijkt dat de bebouwing minimaal 3 meter uit de zijdelingse
perceelsgrenzen moet blijven. Er is echter geen beperking opgenomen voor de achterste perceelsgrens,
hetgeen inhoud dat de hoofdbebouwing achter op het perceel gerealiseerd kan worden. Dit is niet
wenselijk gezien de aanwezigheid van de omliggende woningen. Het bestemmingsplan is daarom
aangepast. De bouwgrens aan de zuidzijde van het plangebied, grenzend aan de percelen Laan van
Mertersem 7 t/m 11is verschoven tot 4 meter afstand van de perceelsgrens en hiermee wordt
voorkomen dat bebouwing gerealiseerd kan worden tot op de perceelsgrens.
Ook zijn hoogtescheidingslijnen op de verbeelding aangegeven. Deze hebben als doe! dat binnen de
aangegeven hoogtelijnen bebouwing tot maximaal 4 respectievelijk 7 meter bouwhoogte mag worden
opgericht en daarbuiten tot maximaal 11 meter.
Door deze aanpassingen wordt voorkomen dat hoge bebouwing al direct op de perceelsgrenzen met de
aangrenzende woningen kan worden opgericht en dat de bebouwing trapsgewijs omhoog gaat.
Conclusie
De zienswijze is gegrond ten aanzien van de situering van de hoofdbebouwing op het perceel en zowel
artikel 3 'wonen' als de verbeelding zal hiertoe aangepast worden.
Samenvatting 2.4.
Waterberging en -retentie
Reclamant geeft aan dat de huidige waterkwaliteit van het watersysteem niet mag verslechteren en dat er,
waar mogelijk, verbeteringen worden aangebracht. Het achterterrein is een drassig gebied en heeft een
retentiefunctie en, nu hei terrein bebouwd gaat worden, neemt de retentie af.
In de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan wordt beschreven dat ten aanzien van het
watersysteem bij de nadere uitwerking van het plan duidelijkheid wordt gegeven over de
waterretentie. Gelet op de fase van het. bestemmingsplan en concreetheid van de bouwactiviteiten
dient dit in dit stadium te worden onderbouwd.
Beoordeling
Ad 2.4.
De uitspraak dat de waterberging in een later stadium wordt bepaald heeft betrekking op de volgende
stap in de procedure, namelijk de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw- en
sloopwerkzaamheden. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient concreet invulling gegeven
te worden aan de waterbergingsopgave ten aanzien van de woningbouwontwikkeling. Het
bestemmingsplan biedt hiervoor een passende juridische en planologische regeling om de realisatie
van de benodigde waterberging mogelijk te maken. Op het terrein is overigens fysiek voldoende ruimte
voor waterbergende maatregelen aanwezig.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Samenvatting 2.5
Aantasting woongenot
Het plan voornemen leidt tot aantasting van het woongenot voor de omwonenden. Op basis van
paragraaf 7.3 van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan blijkt onvoldoende of dit is
meegenomen bij het bepalen van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en of de
ontwikkelende partij in staat zal zijn deze kosten te dragen. Reclamant is van mening dat hierdoor voor
de financiële haalbaarheid van het initiatief gevreesd moet worden.
Beoordeling
Ad 2 .5
Het voorliggend initiatief is tot stand gekomen op basis van een zorgvuldige stedenbouwkundige
opzet. De conclusie hierbij is dat het verkavelingsplan in stedenbouwkundig opzicht acceptabel is in
de omgeving. Tevens is geen onevenredige hinder/belemmering te verwachten op de bestaande
woningen, waardoor een aantasting op zou treden van het woongenot.
De economische haalbaarheid van het planvoornemen zelf is door de initiatiefnemer
gebaseerd op de verwachte opbrengst vanuit de gronduitgifte van waaruit de iocatie ontwikkeld kan
worden op basis van een sluitende exploitatieopzet.
-5-