Voorzieningen op het gebied van jeugdhuip omvatten voor zover naar het oordeel van het college
noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het
vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhuip wordt geboden (art. 2.3
Jeugdwet).
Vervoer is geen op zichzelf staande jeugdhulpvoorziening en is derhalve niet als aparte voorziening in
de verordening opgenomen.
Artikel 3. Toegang jeugdhuip via de gemeente en melding hulpvraag
Deze bepaling regelt de toegang van jeugdhuip via de gemeente en is opgenomen om een
zorgvuldige procedure te waarborgen. Dit alles ter uitvoering van artikel 2.9, onder a, van de wet
waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt over de door het college
te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden
voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele
voorziening.
Voor het verkrijgen van een individuele voorziening geldt de in artikel 3 tot en met 8 beschreven
procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, zoals beschreven in
artikel 4, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan
bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast,
mogelijke toekenning van een individuele voorziening.
Eerste lid: het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het
gebied van jeugdhuip. Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhuip te verlenen op grond van
de wet. In de praktijk zal het college de beslissing over het inzetten van jeugdhuip niet zelf uitvoeren,
maar mandateren aan deskundigen. Ook op andere plaatsen in deze verordening en in de wet waar
staat "het college", kan het college deze bevoegdheid mandateren naar ondergeschikten dan wel
niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. In gemeente Breda is ervoor
gekozen om deze toegang via het generalistisch jeugdteam van het CJG te laten verlopen.
Tweede lid; in dit artikel staat dat het college van burgemeester en wethouders in spoedeisende
gevallen een tijdelijke voorziening kunnen treffen. Dit is het geval als een spoedmachtiging is
afgegeven door de rechter (of een andere instantie) omdat onmiddellijke verlening van jeugdhuip
noodzakelijk is en de reguliere machtiging niet kan worden afgewacht. De Jeugdwet noemt de inzet
jeugdhuip in spoedeisende gevallen in artikel 6.1.3 en 6.1.8.
Derde lid: de jeugdige of zijn ouders die een beroep willen doen op een overige voorziening kunnen
hier direct naartoe zonder meldingsprocedure in de zin van (artikel 3 en volgende) deze verordening.
In gemeente Breda is ervoor gekozen de overige voorzieningen door het CJG uit te laten voeren.
Zoals in de algemene toelichting al is aangehaald hebben jeugdigen en ouders onder de Jeugdwet
geen wettelijk recht op jeugdzorg en geen individuele aanspraken op jeugdzorg. Wel is er een
voorzieningenplicht voor de gemeente en het daaruit voortvloeiende recht van jeugdigen en ouders op
een zorgvuldige procedure. Deze verordening bevat een aantal bepalingen die dit moeten
waarborgen. Hiermee kan ten onrechte de schijn worden gewekt dat het telkens om een uitvoerig,
onnodig bureaucratische proces gaat. Dit is echter geenszins de bedoeling. Zo kan het onderzoek
(artikel 4), afhankelijk van de inhoud van de melding, meer of minder uitgebreid zijn. Er kan bovendien
hiervan - en in bepaalde gevallen ook van het gesprek (artikel 4) - in overleg met de jeugdige of zijn
ouders afgezien worden. Daartegenover staat dat, als dat nodig is, er ook sprake kan zijn van
meerdere (opeenvolgende gesprekken). Als de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een
aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden. Komen een jeugdige of zijn
ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal een gesprek nodig zijn om een totaalbeeld van de
jeugdige en zijn situatie te krijgen. Een onderzoek en gesprek zullen uiteindelijk vaak wel in enige
vorm nodig zijn, omdat voor een zorgvuldig te nemen besluit het van belang is dat alle feiten en
omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Ook andere bepalingen
(schriftelijke verslaglegging (artikel 5) en schriftelijke indiening aanvraag (artikel 6)) zijn opgenomen
met het oog op een zorgvuldige procedure en in het belang van een zorgvuldige dossiervorming.
Artikel 4. Onderzoek
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de
specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak
Verordening jeugdhuip gemeente Breda 2017
10