f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met
inbegrip van kunstwerken;
g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen,
instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de
delen van zodanige werken die dienen als woning;
h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden
beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met
uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat
beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als
gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde
gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste
van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties,
standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen.
2. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de
gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de
onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn
aan woondoeleinden.
Artikel 5 Belastingtarieven
1Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage
bedraagt voor:
a. de gebruikersbelasting: 0,1656%
b. De eigenarenbelasting:
voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1012%
voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,2115%
2. Belastingbedragen tot 5,00 worden niet geheven.
Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde
verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als
één belastingbedrag.
Artikel 6 Wijze van heffing
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen
worden betaald in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag
3