Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1. De belasting berekend naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, lid 2, letter a is
verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in
onderdeel 1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor
dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog
volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op
ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als
bedoeld in onderdeel 1 van de tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.
5. De belasting berekend naar de grondslag als bedoeld in artikel 5, lid 2, letter b, is
verschuldigd na afloop van het belastingjaar of eerder indien de belastingplicht binnen de
gemeente wordt beëindigd in de loop van het belastingjaar.
6. Belastingbedragen van minder dan 5,00 worden niet geheven.
Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde
aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 9 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen
worden betaald in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag
van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld
en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.
2. Indien een bestuurlijke boete is opgelegd, dan is het bedrag inzake die bestuurlijke boete
invorderbaar in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van
3