de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de
tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van
alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan 10.000,00 dat dit bedrag
en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van
de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
4. In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid geldt, ingeval machtiging is
verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde
aanslagen 100,00 of meer doch niet meer dan 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen
moeten worden betaald in tien gelijke termijnbedragen waarvan de eerste termijn vervalt op
de 28e dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet
is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
5. De in het vierde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn
verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van
de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagen na
afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan geldt de betaaltermijn als bedoeld in het eerste lid.
6. In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel
gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden
van het belastingjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds
minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het
aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
7. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Van de belasting berekend naar hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende
tarieventabel kan kwijtschelding worden verleend.
Artikel 11 Nadere regels m.b.t. heffing en invordering
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven
met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Overgangsrechten inwerkingtreding
1De 'Verordening rioolheffing Breda 2016', vastgesteld bij raadsbesluit van 3 december 2015,
wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die
datum hebben voorgedaan.
4