2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de
loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van
het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar
verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de
toename van het aantal honden, nog volle maanden overblijven.
3. Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop
van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten als
er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van
het aantal honden, nog volle maanden overblijven.
4. Belastingbedragen van minder dan 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige
volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één
belastingbedrag.
Artikel 9 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden
betaald in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand
volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden na de eerste vervaldatum.
2. Indien een bestuurlijke boete is opgelegd, dan is het bedrag inzake die bestuurlijke boete
invorderbaar in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede
twee maanden na de eerste vervaldatum.
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één
aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan 10.000,00, dat dit bedrag moet worden
betaald op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld.
4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische
incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale
heffingen 100,00 of meer doch niet meer dan 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten
worden betaald in tien gelijke termijnbedragen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de
maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de
volgende termijnen telkens een maand later.
5. De in het vierde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend
indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de
betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagen na afschrijving
zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
6. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.