b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van
een motorvoertuig op de in de Parkeerverordening Breda 2013, dan wel in de vergunning,
aangegeven plaats en wijze.
Artikel 3 Belastingplicht
1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig
heeft geparkeerd.
2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen
voldoen;
b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft
plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:
indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd
waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het
motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het
motorvoertuig heeft geparkeerd;
indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander
wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van
het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt,
indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het
motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen
voorkomen.
4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft
aangevraagd.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing en het belastingtarief zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en
daarvan deel uitmakende Tarieven- en kostentabel parkeerbelastingen 2017.
Artikel 5 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld
1De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren,
tenzij het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van parkeerapparatuur geschiedt door het
met een (mobiele) telefoon of ander toegelaten communicatiemiddel inloggen op de centrale
computer.
2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning
wordt verleend.