4. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van de delen
van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan
woondoeleinden.
5. Indien met betrekking tot een vestiging geen WOZ-waarde is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf
van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens
de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ.
6. Indien de WOZ-waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd
indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.
Artikel 6 Belastingtarieven
1Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt 300,30 per vestiging.
2. Voor zover de WOZ-waarde van de vestiging meer bedraagt dan 231.000, wordt de in het vorige lid
genoemde bedrag vermeerderd met€ 1,30 per€ 1.000,-WOZ-waarde.
3. De reclamebelasting bedraagt maximaal 750,- per vestiging.
Artikel 7 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak of zo dit later is, bij de aanvang van
de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld
bij de aanvang van de belastingplicht.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting
verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van dat jaar als er in dat jaar, na het tijdstip van de
aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.