c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het
houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en
ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de
Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd
in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 met uitzondering van
de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden,
zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige
rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van
natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander
met inbegrip van kunstwerken;
g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen,
instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de
delen van zodanige werken die dienen als woning;
h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden
beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen,
met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat
beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf
als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde
gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het
verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties,
standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-
bijdrage van de gebruiker buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van het
belastingobject die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan
woondoeleinden.