Gemeente Breda
Dossiernummer: BBV-2016-292
de afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5
meter
de afstand van de hoofdgebouwen tot de achterperceelsgrens bedraagt minimaal 15 meter
Deze randvoorwaarden zorgen ervoor dat woningen gebouwd kunnen worden van maximaal één
bouwlaag met een kap. Op deze wijze sluiten de woningen aan bij de overige bebouwing in de
Groenstraat alsook bij het bebouwingsbeeld van de nieuwbouw op de percelen van Groenstraat 23
t/m 29. Door de afstand tot de achterperceelsgrens wordt afstand gehouden tot de achtertuinen van
de nieuwe woningen van Bouverijen.
Op grond van de parkeernorm zullen per woning 2 parkeerplaatsen op eigen terrein worden
gerealiseerd.
Structuurvisie
De "Structuurvisie Breda 2030", door de gemeenteraad vastgesteld op 26 september 2013, geeft de
gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2030 weer en biedt een afwegingskader voor de stedelijke
programmering. De Structuurvisie dient als integrale basis voor bestemmingsplannen,
ontwikkelingsvisies en beleidsdocumenten. Het fundament voor de ontwikkeling van Breda naar 2030
is het ontwikkelen van een compacte, duurzame stad, waarin ruimte is voor initiatief.
Voor wat betreft woningbouw is het streven te zorgen voor een betere aansluiting van de nieuwbouw
op de bestaande voorraad en de ontwikkelende woningvraag. Vraag en aanbod moeten beter op
elkaar afgestemd worden. Het is van belang dat een herprogrammering plaatsvindt, waarbij prioriteiten
gesteld worden welke woningbouwplannen wel en geen doorgang mogen vinden. Verdichten in
centrum stedelijke en dorpse woonmilieus is één van de uitgangspunten.
Uitgangspunt voor wat betreft de stedelijke programmering is een realistisch kwantitatief programma.
Voor de komende vijfjaar (2014-2018) is er voldoende capaciteit in vastgestelde
bestemmingsplannen, voor de vijfjaar daarop (2019 - 2024) zijn in principe reeds voldoende locaties
in beeld waaraan de gemeenteraad zich heeft verbonden door de in de SV2030 specifiek benoemde
projecten. Daarnaast zijn er (kleinschalige) projecten waar het College een positieve principe
uitspraak over heeft gedaan en waarvoor het planproces is gestart. Voor de tweede vijfjaarsperiode is
de productie mede afhankelijk van de marktomstandigheden en de slagkracht om projecten te
doseren en in kwalitatieve zin bij te stellen zodat aangesloten wordt bij de marktvraag. Daarbij is het
van belang dat een goede aansluiting van initiatieven op de reeds bestaande plannen en projecten
bereikt wordt. Dit vraagt om bijstelling en herontwikkeling van reeds bestaande plannen.
Meerjaren Perspectief Programmering Grondbeleid (MPG2016)/Woninqbouwproqrammerinq
In het MPG 2016, vastgesteld november 2016, zijn afspraken over het woonprogramma voor de
periode 2014 tot en met 2023 opgenomen. Een kwalitatieve en kwantitatieve afstemming met lopende
woningbouwprojecten, in aantallen woningen en fasering van de bouw, is noodzakelijk. Beperkt
toevoegen van woningen is aanvaardbaar mits er sprake is van een kwaliteitsverbetering. Hiervan is
o.a. sprake als de aangeboden typologieën aanvullend zijn ten opzichte van de bestaande voorraad.
Uit de Woonvisie 2013 blijkt dat er in Teteringen nog beperkte ruimte is voor dure koopwoningen. De
grootste behoefte bestaat aan kavels van circa 500 m2, maar in het onderhavige geval zal de
gewenste landelijke en groene uitstraling van de Groenstraat door kavels van die omvang teniet
worden gedaan. Kavels van circa 1.500 m2 zijn hier ruimtelijk en landschappelijk gezien beter
voorstelbaar: hiermee worden open, groene kavels gecreëerd.
Gezien de kleinschaligheid van het project, waarbij gebouwd wordt voor de eigen behoefte van de
aanvrager, is er geen concurrentie met vergelijkbare kavels in het gebied Hoge Gouw.
Ladder van duurzame verstedelijking
Het bouwplan is getoetst aan de Ladder van duurzame verstedelijking. In trede 1 van de ladder wordt
aangegeven dat het moet gaan om een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waarbij voorzien wordt in een
actuele, regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om een zowel kwantitatieve als kwalitatieve
behoefte. De beide vervolgstappen hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand
stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is, op andere locaties, die vooral goed
ontsloten moeten zijn.
Pagina 2 van 4