>>H$: Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 45340]
Beoogd wordt ook bij het toepassen van afstemmingsbeleid meer mogelijkheid tot maatwerk te bieden.
Tevens wordt beoogd om de regels ten aanzien van een verlaging vanwege verwijtbare werkloosheid
voorafgaande aan de aanvraag te verduidelijken.
Uitvoering van het besluit
Na vaststelling van de wijzigingsverordening treedt deze na publicatie in het Gemeenteblad per 1 januari
2017 in werking. Besluiten in het kader van afstemming die per 1 januari 2017 genomen worden, vallen
onder de wijzigingsverordening. De inwerkingtreding is geregeld in artikel II van de wijzigingsverordening.
We willen monitoren of het doel, namelijk: gedragsverandering bereikt wordt. We verkennen de
mogelijkheden hiertoe in de komende periode.
Argumenten
Evaluatie
Er is een evaluatie uitgevoerd naar het afstemmingsbeleid in Breda. De evaluatie heeft tot doel een beeld
te geven van de uitvoering van het afstemmingsbeleid in Breda. Er is gekeken naar de verlagingen die
van januari 2011 tot juli 2016 opgelegd zijn. Ook zijn ervaringen uit de uitvoeringspraktijk
geïnventariseerd. Waar mogelijk worden de effecten van het afstemmingsbeleid in kaart gebracht en
worden hieruit conclusies getrokken. Het gehele rapport is te lezen in de bijlage bij dit voorstel. De
belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn:
- Verlagingen worden vaak (in 73 van de gevallen) één keer opgelegd, hieruit is te concluderen dat
het leidt tot gedragsverandering. Na de verlaging is het gedrag waarvoor de verlaging werd opgelegd
niet meer voorgekomen.
- Van de kandidaten die veelvuldig een verlaging kregen volgt een grote groep gedurende deze periode
ook een traject bij Switch (gericht op gedragsverandering). Van deze groep wordt naar aanleiding van
rechtmatigheidsonderzoeken de uitkering vaak beëindigd en ook komen cliënten door de verlaging in
beweging om iets aan de persoonlijke situatie te doen (multi-problematiek)
Na 2012 daalt het jaarlijks aantal opgelegde verlagingen in Breda. In 2016 is weer een daling
waarneembaar. Dit is te herleiden naar het vaker toepassen van maatwerk.
Het jaarlijks totale verlagingsbedrag stijgt de afgelopen 5 jaar, ondanks de daling van het totaal aantal
opgelegde verlagingen. De afstemmingsbedragen per verlaging zijn dus gestegen.
In 2015 is een forse stijging van het totaal verlagingsbedrag waarneembaar. Dit is te herleiden naar
de wettelijke invoering van geüniformeerde verlagingen.
Het opleggen van een verlaging wordt in 2015 vervolgens in 18% van de gevallen gevolgd door een
beëindiging van de uitkering. De meeste van deze uitkeringen worden beëindigd op basis van
rechtmatigheidsonderzoeken en het niet verschaffen van inlichtingen.
Professionals uit de uitvoering geven aan dat het opleggen van een verlaging van 2 maanden voor
een eerste geüniformeerde gedraging geen toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het opleggen
van een verlaging van 1 maand als het gaat om gedragsverandering.
Deze conclusies hebben mede geleid tot voorliggend wijzigingsvoorstel.
Wijzigingen per artikel
De wijzigingen betreffen artikel 7, 8, 13, 14, 17 en 20 t/m 24 van de verordening. In de bijlage worden de
wijzigingen in het geheel in een overzicht weergegeven, met daarbij de bestaande tekst, de nieuwe tekst
en de reden van wijziging De wijzigingen worden hieronder puntsgewijs kort toegelicht:
Artikel 7. Het college past een verlaging op de uitkering toe, als een bijstandsgerechtigde een
geüniformeerde verplichting niet nakomt. De wettelijke geüniformeerde verplichtingen zijn vastgelegd
in de participatiewet. De wijziging heeft betrekking op de periode van de verlaging. Voorgesteld wordt
om de duur van de verlaging bij schending van een geüniformeerde verplichting te wijzigen naar alle
verplichtingen 1 maand. Uit beleidsevaluatie is gebleken dat ten aanzien van de geüniformeerde
gedragingen een periode van 2 maanden geen toegevoegde waarde heeft ten opzichte van een
periode van 1 maand om te komen tot gedragsverandering. Een verlaging van 2 maanden heeft een
zeer zware financiële impact.
-2-