3. Pleegzorg; gericht op het bieden van een vervangende opvoed- en/of behandelomgeving
waarbij de jeugdige geplaatst wordt in een vervangende gezinssituatie. Pleegzorg kan
worden ingezet indien de ouders (tijdelijk) pedagogisch onmachtig zijn om de veiligheid van
het kind door de eigen en/of kindproblematiek te kunnen waarborgen.
4. Er kan geen aanspraak worden gemaakt op een individuele voorziening zolang aanspraak
bestaat op een overige voorziening voor deze hulpvraag.
Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de gemeente en melding hulpvraag
1Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.
2. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel
of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
3. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening als bedoeld in
artikel 2 lid 1
Artikel 4. Onderzoek
1 Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouders, zo
spoedig mogelijk en voorzover nodig:
a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie
van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;
b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
c. het vermogen en de wens van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning
van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden en de mogelijkheid
om dit vast te leggen in een familiegroepsplan;
d. de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;
e. de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige
voorziening;
f. de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
g. de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met
andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke
ondersteuning, of werk en inkomen;
h. hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de
levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en
i. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of
zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die
keuze.
2. De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen aan het college alle overige gegevens en bescheiden
die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs
de beschikking kunnen krijgen.
3. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
4. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun
rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun
persoonsgegevens te verwerken, voorzover deze niet worden verwerkt op een andere grondslag
uit artikel 8 Wet bescherming persoonsgegevens.
5. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.
Artikel 5. Ondersteuningsplan
1Naar aanleiding van het onderzoek wordt een ondersteuningsplan gemaakt, waarin de
wenselijkheid van een individuele of overige voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van
de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen. Van het niet opstellen van een
ondersteuningsplan, wordt gemotiveerd melding gemaakt in het registratiesysteem.
2. In het ondersteuningsplan worden de onderwerpen van het onderzoek als bedoeld in artikel 4,
eerste lid, sub a t/m i opgenomen, voor zover van toepassing.
3. Zo spoedig mogelijk na het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders, het
ondersteuningsplan.
Verordening jeugdhulp gemeente Breda 2017
3