éJ
IC. VERORDENING L3ERLINLWR5BTENAREN
De heer van der WESTERLAKEN zegt, dat betrokkenen op
de eerste plaats op de secretarie werkzaam zijn om hun vak
te leren, al valt niet te ontkennen, dat zij tegelijkertijd
7 t
nuttige arbeid verrichten voor de gemeente. Het eerste jaar
zal over het algemeen meer moeilijkheden opleveren dan voor
deel. Daarom zou het spreker beter lijken, om het eerste
jaar slechts de tot heden gebruikelijke gratificatie toe te
kennen en voor de verdere jaren dan de voorgestelde salaris
regeling.
dfe Heer VERMEEREN zegt eveneens, dat het eerste jaar
veelal meer last dan nut oplevert. Menig keer zal het werk
moeten worden overgedaan. Zo is het ook met de volontairs
op het boerenbedrijf. Spreker zal zich alleen met de voor
gestelde verordening kunnen verenigen, wanneer bedoelde leer
lingambtenaren niet te missen zijn.
De Voorzitter antwoordt, dat men, strikt gpnomen, fei
telijk met de vaste kern ambtenaren voort k^n. Er moet echter
gelegenheid zijn voor practische bekwaming van jongelui, die
ook praktijk moeten hebben, om examen te kunnen doen. Een
andere school,voor de praktijk is er niet. Spreker zegt ver
der, dat er in hej; begin inderdaad meer aandacht nodig is,
doch dit moet men ock niet overdrijven; het hangt,veel van
de jongelui zelf af. Tot op heden kpegen de volontairs een
gratificatie van ƒ.200.—; dit^mag echter wel.worden opgevoerd
tot ƒ.500.-. Spreker vindt echter het instituut leerling
ambtenaar juister. Het geeft beter hun arbeidsverhouding weer
en^bovendien zou het een steun kunnen zijn bij solliciteren.
De heer VERMEEREN meent uit de woorden van de Voorzit
ter beluisterd te hebben, dat het hoofdmotief is, gelegenheid
geven om het vak te leren en zal er daarom tegên zijn.
De Voorzitter zegt dan, dat het beperkt blijft tot twee..
Bovendien kunnen zij soms het aanstellen van arbeidscontrac
tanten voorkomen, wanneer onverwacht veel werk moet worden
verzet, wat de laatste tijd nogal eens voorkomt. Dat is dan
in het voordeel van de gemeente.
De heer van DORST is het met dit laatste eens.
De heer van G-URP merkt op, dat, wanneer reeds vóór de
oorlog ƒ.200.- werd betaald,er nu geen bezwaar kan zijn tegen
ƒ.400.—. Ook behoeven zij niet ineens op het maximum te wor
den aangesteld.
De Voorzitter vraagt dan, of iemand stemming wenst over
- dit -