wat in 1851 verouderd scheen, in 1951 wederom als modern en progressief beschouwd moeten worden» Niet ten onrechte spreekt men dus van het steeds voortwentelend rad der historie» Intussen, het probleem, dat ik uit tientallen andere, welke in het gedenkboek hun behandeling vinden, koos, is er een, welkoe het wezen van onze democratie raakt, een probleem, dat prof» Van den Bergh heel scherp aldus formuleert: Overheerst ten aan- hlen van ons bestuursbestel in de bevolking het "wij«-bewust zijn" of de "zij-mentaliteit", of, om het anders uit te drukken, achten de burgers zich zelf mede-verantwoordelijk voor de be stuurlijke gang van zaken, waarop zij rechtens beslissende in vloed^ uitoef enen, of wijzen zij die verantwoordelijkheid van de hand Het is duidelijk, dat het antwoord op deze vraag in hoge mate afhankelijk is van de graad van eensgezindheid, die er in ons volk leeft. Nu is ons volk sterk verdeeld, fen waarlijk niet alleen naar standen, maar ook naar beginselen en dehkwijzeh» G-een enkele groep van de bevolking kan daarom in ons staatsbe stel haar eigen wil geheel opleggen, en daarom kan iedere groep zich steeds beklagen, dat met haar zienswijze niet voldoende wordt rekening gehouden0 Be neiging tot dit beklag zal zich voor al ontwikkelen in tijden als wij nu beleven, In tijden van tegen spoed toch, waarin velen in verdrukking komen, zijn velen ook geniegd te menen, dat juist van hen onevenredig zware offers ge ëist worden, terwijl alleen gaarne de slechte gang van zaken wij ten aan hen, die anders denken dan zij zelve. In tijden van voorspoed daarentegen voelt men algemeen zich meer bereid een deel van de verantwoordelijkheid voor de gang van zhken te aanvaarden. Baarom is in tijden van tegenspoed niet alleen de positie van de bestuurder weinig benijdenswaardig, maar loopt in die tijden ook de democratische gedachte het grootste gevaar. Nu verdient het echter opmerking, dat in'moeilijke tijden, als waarin wij leven, het gemeentelijk bestuursapparaat in het algemeen veel minder aan'critiek bloot staat dan het landsbestuur; Voor een deel komt dit voort uit de grotere ingewikkeldheid der problemen waarvoor het landsbestuur geplaatst is, en waarvan de onderlinge samenhang noodzakelijk aan velen ontgaat. Voor een ander deel hangt dit echter samen met de omstandigheid dat het éen^fcraal bestuur zowel feitelijk als figuurlijk te ver van dé bevolking afstaat, Het gemeentebestuur echter, dat veel meer in hét midden van de bevolking staat, kan hierdoor ook veel gemakkelijker een or sterke binding met de bolking onderhouden d&n het landsbestuur. r -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 38