J wikkeling der techniek mogelijk geworden, om ze te„ kunen houden was bovenal nodig de wederzijdse bereidheid om ze te beleggen. De bereidheid enerzijds van de Minister om te willen spreken, de be reidheid anderzijdsbvan de raden -om te willen luisteren,, Dat die bereidheid er aan-beide kanten was, is het beste bewijs voor het saamhorigheidsgevoel, dat centrale regering en locale besturen beziel-to Dat dit saamhorigheidsgevoel aanwezig is, is geen geringe zaak. Want men bedenke goed, dat de verhouding tussen centraal en plaat selijk bestuur niet altijd een gemakkelijke-isMen kan op een herdenkinsdag als vandaag zo licht vervallen in de fout de dingen te gaan idealiseren. Te doen alsof alles botertje tot ,den boom is« De Minister van Binnenlandse Zaken heeft dat in zijn toespraak niet gedaan. Hij heeft - en wij mogen hem daarvoor dankbaar zijn - ons de realiteit laten zien. De realiteit, die ons leert, dat het, in het bijzonder door de grote financiëlg noden van onze tijd, niet gemakklijk is de gemeentelijke zelfstandigheid zo tot haar recht te doen komen, als wij gemeentelijke- bestuurders het zo gaarne zouden willen, r r De banden, waarmede het locaal bestuur aan het centrale bestuur is vastgeknoopt, zijn in de loop der honderd.jaren, sedert de af kondiging der Gemeentewet verstreken, talrijker en stérker gewor den. De centralisatie is toegenomen. Maar zieK ik het goed, d^n is het toch een centralisatie van andere aard dan die van y66t 1851, De oude bedeling bond de bestuurder, de nieuwe„bindt niet de bestum der, doch de gemeente zelf. Daarin ligt een belangrijk verschil,' De.gebonden bestuurder is de bestuurder die geen eigen geluid mag geven. Die slechts de spreektrompet mag zijn van het hoger gezag. Wie zo min mogelijk wordt vergund naar eigen inzicht te handelen. Die slechts is de verlengde arm der centrale overheid. Die naar het woord van Thorbecke meer ziet naar provinciaal en centraal bestuur .dan naar de eigen gemeente. Die meer volgzaamheid vertoont dan wil, r De aldus gebonden bestuurder behoort-sedert 1851 tot het ver- .leden. Omdat, ik kan hier 's Ministers woord slechts herhalen, de Gemeentewet aan het hoofd der gemeente heeft geplaatst de raad, De raad, die de vertegenwoordiging is der burgerij en in wie iedere gemeentelijke bestuurder, ook de enig overgeblevene die nog door hoger gezag wordt benoemd, zijn steunpunt heeft te zoeken. Maar is de gebondenheid van de bestuurder verdwenen, die van de gemeente, die hij beptuurt, is groter geworden. Immers de ge- meentelijke bevoegdheid is op menig terrein ingeperkt. Heel wat >o - aangelegenheden - o -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Nieuw-Ginneken - Notulen en bijlagen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 42