yo
is van Nederlandse stam. Maar ik doe.aan de verdiensten van geen
dezer redenaars tekort, wanneer ik uitspreek, dat het hoogtepunt
van deze dag is geweest ons samenzijn in de namiddag met de komst
van Hare Majesteit de Koningen. Hoe treffend was het door haar
gesproken woord en hoe ontroerd de reactie van twaalfhonderd ge
meentelijke bestuurders, zich uitend in een spontaan gezongen
Wilhelmus. Het was het beste getuigenis van het onverzwakt voort
bestaan van de band tussen Oranje en de gemeenten, waaruit ons
volk in de dagen van zijn bange worstelstrijd om zijn onafhanke
lijk bestaan zo grote kracht heeft geput.
Twaalfhonderd gemeentelijke bestuurders, het waren er vele,
maar niet alle. Het getal der leden van onze gemeenteraden is et
telijke malen groter. Hen allen daar in Utrecht bijeen te bren
gen was een onmogelijkheid. Toch had onze Vereniging hen gaarne
een ogenblik in de geest bijeen. Vandaar het denkbeeld van al
deze gelijktijdige raadsvergaderingen, gescheiden in plaats, doch
door de aethergolven verenigd. Sn groot is onze erkentelijkheid
jegens de Minister van Binnenlandse Zaken, die zo krachtens zijn
positie in het heden als krachtens de geschiedenis, meer dan wel
ke andere bewindsman ook de Minister der gemeenten is, dat hij
zijn woord tot al deze raden heeft willen spreken.
De Nederlandse gemeenten, wij mogen het met trots getuigen,
hebben alle haar bijdrage geleverd tot de ontwikkeling van het
moderne Nederland. Haar taak in onze dagen is moeilijk, gelijk
die van de Landsregering moeilijk is. Maar hoe moeilijker de taa!^
hoe groter de aantrekkelijkheid om er zijn krachten aan te geven.
Hier van mijn voorzittersplaats in de raad van Rotterdam, treft
mij altijd weer de spreuk, die in gulden letters op de voorzijde
der publieke tribune staat vermeld. "Audendo atque agendo Res
Romana crevit". Ik meen haar wat vrij te mogen vertalen met de
woorden "Door stoutmoedig ondernemen en krachtig handelen is
de Romeinse Staat groot geworden Die spreuk moge een aanspo
ring zijn voor ons allen. Evengoed voor de gemeentelijke bestuur
der als voor hem, die een meer algemene verantwoordelijkheid
torst. Wie haar voor ogen houdt, zal met de Minister, die zoeven
tot ons sprak, gedragen worden, door vertrouwen in de toekomst
van ons volk.
Het jaar 1951 sluit een tijdperk van rijke gemeentelijke
werkzaamheid af. Moge Gods rijkste zegen rusten op gemeentelijk
en landsbestuur, in hun onderlinge samenwerking, ook in de nieuwe
eeuw die komen gaat.
- Hierna -