-5-
zijn uitgevoerd en dat B. en V. betreffende deze materie toendertijd
een, op zijn zachtst uitgedrukt, misleidend prae-advies hebben gegeven.
Mijnheer de Voorzitter, ik vraag mij af hoe of de raad die toch het
beheer heeft over do gemeentelijke huishouding verantwoorde besluiten
kan nemen, als de raad a.h.w. geblinddoekt is, door een misleidend'
prae-advies. De raad heeft m.i. toch het reent en zelfs de plicht om na
te gaan of een bepaald werk uit de gewone dienst zal worden gefinancierd,
ofwel via de kapitaaldienst. De raad moet kunnen beoordelen of belasting
verlaging misschien mogelijk is en bij sluiting van de gewone dienst
met een batig slot moet hij kunnen Depalen of alsnog dat uatig saldo
opgesoupeerd, ofwel naar de reserve zal worden overgebracnt.
Gaarne zou ik in het antwoord van B. en V. willen vernemen welk aandeel
de toenmalige wethouders, die we toch gerust als insiders mogen beschouwen,
hebben gehad, bij de opstelling van bovengenoemd prae-advies en de uit
voering van die werken.
Ben ander punt wat ik vandaag eens onder de loupe wil nemen, een punt
waar veel ingezetenen inee te maken krijgen; het al of niet mogen bouwen
op bepaalde plaatsen in de gemeente.
Voorzover ik weet heeft de raad het recht om verordeningen op te stellen
of voorschriften uit te vaardigen, althuis wanneer zij niet in strijd
zijn met de wetten of voorschriften van hogere instanties.
Het is gebruikelijk en gewenst, dat iemand die wil gaan bouwen, zich
naar het gemeentehuis begeeft om te informeren wat wel, of wat niet mag.
Op het gemeentehuis toch, heeft men alle verordeningen en voorschriften
bij de hand, die de raad heeft vastgesteld. Daar kan men dus de juiste
inlichtingen verstrekken. Of die inlichtingen die men daar krijgt
altijd in overeenstemming aijn met de inhoud van die verordeningen of
voorschriften betwijfel ik.
Ik ben dan ook van mening dat de ra, id wat dit punt betreft op zijn qui-
vive zal moeten blijven omdat anders binnen onafzienbare tijd B. en W.
niet alleen hun eigen zetels zullen bezetten, imuar dar zij zich ook op
de stoelen van de raadsleden zullen nestelen en dan blijft ervoor do
raadsleden geen andere taak meer over dan als figuranten op te treden
om het geheel alsnog fatsoenlijk te completeren,
Mijnheer de Voorzitter, dat G.S. in 1948 de bebouwingsvoorschriften
goedkeurden, noudt volgens mij in, dat zij niet in strijd zijn met
verordeningen of voorschriften van de provincie en evenmin met 's lands
wetten, (autonomie) Ben tijdje geleden heb ik die bebouwingsvoorschriften t
doorgenomen en ik moet zeggen dat die positief zijn gesteld en m.i. niet
vatbaar zijn voor verschillende interpretaties. Um nu eens na te gaan
hoe B. en VJ. hierover denken dunkt me, dat niet beter te kunnen doen
dab een antwoord schrij/en van B. en W.gericht aan een ingezetene die
aan B. en W. een verzoek had gericht om een huis te mogen bouwen op een
aangegeven perceel, op de voet te volgen.
B. en W. zeggen in die brief, dat volgens het thans geldende uitbreidings
plan in hoofdzaken op het perceel G 2040 formeel een woning zou mogen
worden gebouwd, mits de grondoppervlakte bij de woning minstens 750 m2
zou bedragen. Op hor betreffende perceel is reeds een woning oanw ,zig
waarbij eveneens 750 m2 grond beschikbaar moet blijven.
Het perceel is totaal slechts 1450 rn2, zodat de grondoppervlakte niet
voldoet aan de gestelde eisen.
Indien het perceel groot genoeg zou zijn, zou, volgens de letter van de
bepalingen een bouwvergunning kunnen worden verstrekt, hoewel dit o.i.
in strijd zou zijn met de bedoelingen van het uitbreidingsplan. Bedoeld
is geweest gelegenheid te geven voor bebouwing langs de Galderseweg en
niet aan de Kerzelseweg.